ECLI:NL:RBDHA:2021:15607
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 5 maart 2021, hield in dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening.
Tijdens de zitting op 23 maart 2021, waar de zaak samen met een andere zaak (NL21.3348) werd behandeld, heeft de gemachtigde van de verzoeker laten weten dat zowel de verzoeker als de gemachtigde niet aanwezig zouden zijn. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig was.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.