Overwegingen
1. Eiser stelt van Afghaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1994.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij sinds de dood van zijn vader bij zijn oom van moederskant heeft gewoond en dat zijn oom een soort vaderfiguur voor hem was. Eisers neef, de zoon van die oom, had een affaire met een meisje uit het dorp waar zij woonden. De twee broers van dit meisje hebben in 2013 eisers neef vermoord. Na deze moord is een politieonderzoek opgestart, waaruit is gebleken dat de broers van het meisje verantwoordelijk waren voor de dood van eisers neef. De twee broers zijn gevlucht en hun vader is aangehouden. De vader heeft verklaard dat zijn zoons de Kalasjnikovs, waar de moord mee is gepleegd, hadden meegenomen en heeft daarom 3 tot 4 jaar in de gevangenis gezeten. Eisers oom wilde daar geen genoegen mee nemen en wilde wraak nemen op de moordenaars van zijn zoon. Eisers oom is vervolgens bedreigd door de twee broers van het meisje en is in 2014 bij een incident beschoten en gewond geraakt. Eiser en zijn familie probeerden zijn oom ervan te overtuigen om via officiële wegen de broers te laten
veroordelen. Deze pogingen waren echter niet succesvol. Medio 2017 heeft eisers oom een pistool aangeschaft. Hij heeft deze 5 tot 6 maanden later aan eiser gegeven met de opdracht om wraak te nemen op de twee broers. Zodra eisers moeder hier lucht van kreeg, heeft zij het pistool teruggegeven aan eisers oom en heeft ze eiser naar een andere oom van vaderskant in Iran gestuurd. Eiser vreest bij een mogelijke terugkeer naar Afghanistan dat hij door zijn oom zal worden aangezet om wraak te nemen op de broers. Eiser kan zich niet aan deze invloed onttrekken. Ook vreest eiser dat hij het slachtoffer kan worden van de represailles van de broers als hij samen met zijn oom wordt gezien.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder het volgende relevante element:
- de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser.
4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig worden geacht. Eiser kan op basis daarvan niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag.1 Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser is verder op onrechtmatige wijze Nederland binnengekomen en heeft zonder gegronde reden niet zo snel mogelijk kenbaar gemaakt dat hij internationale bescherming wenste. Verweerder heeft daarom geconcludeerd dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.2
5. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte de moord op zijn neef wegens een buitenechtelijke relatie, de beschieting en telefonische bedreigingen van eisers oom en het gedwongen worden tot het plegen van eerwraak niet als relevante elementen heeft aangemerkt. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder deze gebeurtenissen onvoldoende heeft betrokken bij de beoordeling van eisers asielrelaas door ze niet als relevante elementen aan te merken.
6. De rechtbank overweegt dat uit de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc)3 en uit Werkinstructie 2014/10 blijkt dat het bij het vaststellen van de relevante elementen onder andere gaat om relevante gestelde gebeurtenissen. Vervolgens dient verweerder per relevant element de geloofwaardigheid te beoordelen en dient er een integrale weging plaats te vinden, waarbij het van belang is dat de samenhang tussen de verschillende relevante elementen niet uit het oog wordt verloren.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de moord op eisers neef wegens de buitenechtelijke relatie, de beschieting en telefonische bedreiging van eisers oom en het gedwongen worden tot het plegen van eerwraak ten onrechte niet als relevante elementen aangemerkt. Eiser heeft verklaard dat de aanleiding voor zijn vertrek was dat hij naar zijn andere oom in Iran was gestuurd omdat zijn moeder erachter kwam dat hij een pistool had gekregen van zijn oom om wraak te nemen op de broers. Deze gestelde gebeurtenissen vormen daarmee een belangrijk deel van eisers asielrelaas. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit in zoverre een gebrek bevat.
1. Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, Genève.
2 Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000.
3 Zie paragraaf C1/4.4 van de Vc.
Veiligheidssituatie in Afghanistan
8. Eiser heeft aangevoerd dat de algemene veiligheidssituatie is verslechterd en dat eiser niet kan terugkeren naar Afghanistan, meer specifiek naar [plaats] . Verweerder heeft dit ten onrechte niet beoordeeld in het bestreden besluit. Eiser heeft verwezen naar het EASO
COI-report “Afghanistan Security situation” van september 2020 en heeft ter zitting toegelicht dat zijn nichtje recent is omgekomen bij een zelfmoordaanslag. Ook heeft eiser verwezen naar de conclusie van Advocaat-Generaal Pikamäe.4
9. Ter zitting heeft verweerder erkend dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevat nu hij niet heeft getoetst of er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn5 (15c-situatie). Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat er in Afghanistan en meer specifiek in [plaats] geen sprake is van een
15c-situatie. Daarbij heeft verweerder verwezen naar de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).6 Daarnaast heeft verweerder gewezen op het EASO-rapport “Country Guidance: Afghanistan” van december 2020.
10. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit op dit punt een motiveringsgebrek bevat en niet zorgvuldig is voorbereid. De enkele toelichting van verweerder ter zitting is onvoldoende om deze gebreken te kunnen passeren. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen waarin de 15c-situatie wordt beoordeeld, en daarbij ook in moeten gaan op wat eiser hierover naar voren heeft gebracht.
11. Gelet op het voorgaande is het beroep van eiser gegrond en behoeven de overige gronden van eiser geen bespreking meer.
12. Het bestreden besluit bevat zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken. Verweerder heeft ten onrechte de moord op eisers neef wegens de buitenechtelijke relatie, de beschieting en telefonische bedreiging van eisers oom en het gedwongen worden tot het plegen van eerwraak niet als relevante elementen aangemerkt en verweerder heeft ten onrechte de 15c-situatie niet beoordeeld in het bestreden besluit. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 534,- en een wegingsfactor 1).
4 De conclusie van 11 februari 2021 in de zaak CF, DN tegen Duitsland, C‑901/19.