ECLI:NL:RBDHA:2021:15642
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 april 2021 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. W. Spijkstra, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M. van Duren, niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublin-regelgeving.
Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 19 januari 2021 in Amersfoort, waar de rechtbank het onderzoek schorste en verweerder verzocht om nader onderzoek. Op 9 april 2021 werd het onderzoek hervat via een Skype-beeldverbinding. Tijdens de zitting werd duidelijk dat er inmiddels een uitspraak was gedaan in een gerelateerde zaak (NL21.172), waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening verviel.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat de uitspraak in de andere zaak voldoende duidelijkheid bood. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.