ECLI:NL:RBDHA:2021:15752
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in Dublin-zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een vreemdeling met een V-nummer, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting, die via Skype plaatsvond, is eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris op 3 februari 2021 een overnameverzoek naar Italië heeft verstuurd, maar dat Italië hier niet tijdig op heeft gereageerd. Hierdoor is het claimakkoord op 4 april 2021 tot stand gekomen. Eiser heeft aangevoerd dat er in Italië obstakels zijn voor asielzoekers, onderbouwd met een OSAR-rapport, en dat hij niet kan worden teruggestuurd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet heeft aangetoond dat er in zijn geval sprake is van structurele tekortkomingen in de Italiaanse asielprocedure.
De rechtbank wijst erop dat de informatie waar eiser naar verwijst, niet relevant is voor zijn situatie en dat Italië garanties biedt voor de behandeling van zijn asielverzoek. Eiser heeft ook niet kunnen aantonen dat hij bijzondere kwetsbaarheden heeft die een overdracht aan Italië onaanvaardbaar zouden maken. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris niet gehouden was om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen en verklaart het beroep ongegrond. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.