ECLI:NL:RBDHA:2021:15768

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20_9287
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag voor kort verblijf op basis van onvoldoende bewijs van liefdesrelatie en schending van hoorplicht

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 28 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een eiseres van Dominicaanse nationaliteit, die een visum voor kort verblijf in Nederland had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen op 8 september 2020, omdat de eiseres niet voldoende bewijs had geleverd van haar liefdesrelatie met haar referent. Het bestreden besluit, waarin het bezwaar van de eiseres ongegrond werd verklaard, volgde op 19 november 2020. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris in de bezwaarfase niet voldoende inzicht had gegeven in de redenen voor de afwijzing, waardoor de eiseres niet in staat was om haar bezwaar adequaat te onderbouwen. De rechtbank stelde vast dat de eiseres wel degelijk bewijs had overgelegd dat haar relatie met de referent aantoont, maar dat dit pas in de beroepsfase duidelijk werd. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de visumaanvraag niet terecht was en dat de eiseres in bezwaar had moeten worden gehoord. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de Staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de nieuwe bewijsstukken. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/9287

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1998, van Dominicaanse nationaliteit,eiseres
(V-nummer: [V-nummer] )
(gemachtigde: mr. A.H. Hekman),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 8 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een visum voor kort verblijf afgewezen.
Bij besluit van 19 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, tezamen met [A] , referent. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiseres heeft op 4 september 2020 een visum voor kort verblijf in Nederland aangevraagd omdat zij referent, haar gestelde partner, wil bezoeken.
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen op twee gronden, namelijk
Het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf zijn onvoldoende aangetoond; en
Eiseres wordt door één of meer lidstaten beschouwd als een bedreiging voor de volksgezondheid als omschreven in artikel 2, punt 21, van Verordening (EU) 2016/399 (Schengengrenscode).
3. In de beslissing op bezwaar heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Daarbij heeft verweerder toegelicht dat eiseres het op het aanvraagformulier aangegeven doel van de reis, het bezoeken van haar vriend met wie zij een langeafstandsrelatie stelt te hebben, niet heeft aangetoond met bewijsstukken. Verweerder gaat er op basis van de door eiseres ingediende stukken wel van uit dat zij en referent gezamenlijk in Suriname zijn geweest in de periode van 3 januari 2019 tot 15 januari 2019, als ook in de periode van 10 januari 2020 tot 21 januari 2020, maar daarmee is de gestelde liefdesrelatie nog niet aangetoond. Verder ontbreken er volgens verweerder stukken ter onderbouwing van de stelling dat eiseres en referent (bijna) dagelijks contact hebben. Voor het aantonen van een relatie moet volgens verweerder sprake zijn van een overtuigend aantal en diverse bewijsstukken uit verschillende en langere periodes. Verweerder vindt niet dat hij contact had hoeven opnemen met eiseres voordat hij een beslissing op bezwaar nam, omdat het aan eiseres is om met bewijsstukken het doel van de reis aan te tonen. Het komt voor haar rekening en risico als zij dat niet doet. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat de afwijzingsgrond met betrekking tot de corona-pandemie stand houdt. Omdat de relatie niet aannemelijk is gemaakt kan eiseres ook niet worden geschaard onder de op dat moment geldende uitzonderingsgrond voor langeafstandsrelaties.
4. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij stelt zich op het standpunt dat uit de Visumcode op geen enkele wijze blijkt dat je een liefdesrelatie moet onderbouwen als dat het doel is van je reis naar Nederland. Ook is op geen enkele wijze duidelijk welke bewijsstukken verweerder in dat kader verwacht. De bewijsstukken die in Bijlage II van de Visumcode worden genoemd als nodig voor een privéreis heeft eiseres namelijk allemaal verstrekt bij de aanvraag, maar verweerder heeft bij de afwijzing in het primaire besluit niet uitgelegd wat er nog miste. Het had op de weg van verweerder gelegen om eiseres uit te nodigen voor een hoorzitting, mede om te bespreken wat er nog van eiseres verlangd werd. Nu verweerder dat niet heeft gedaan is sprake van een schending van de hoorplicht. Pas bij bestreden besluit is het eiseres duidelijk geworden welke bewijsstukken verweerder nog van haar verlangde. Eiseres heeft in beroep (deze) nadere bewijsstukken ingediend om de liefdesrelatie te onderbouwen, zoals screenshots van Whatsapp met data, foto’s met uitleg en een onderbouwing voor de stelling dat de eerder ingediende brieven door haar ouders zijn geschreven. De weigeringsgrond in verband met de volksgezondheid kan niet langer aan eiseres worden tegengeworpen, aangezien zij voldoet aan de uitzonderingscategorie van langeafstandsrelaties. Verweerder had daarom aan eiseres een visum voor kort verblijf moeten afgeven.
Doel en omstandigheden van het verblijf
5. De rechtbank overweegt dat uit artikel 14 van de Visumcode volgt dat degene die een visum aanvraagt het doel van het voorgenomen verblijf moet aantonen. Nu eiseres op haar aanvraag heeft aangegeven dat het doel van haar reis is “
boyfriend long term distance relationship” mocht verweerder dus van haar vragen om die liefdesrelatie met stukken te onderbouwen. Dat in de Bijlage II niet letterlijk staat dat je een liefdesrelatie moet onderbouwen, maakt dat niet anders. Uit de bijlage volgt namelijk dat het over te leggen bewijs vormvrij is en dat alle stukken die relevant zijn gevraagd kunnen worden. De beroepsgrond slaagt niet.
6. De rechtbank volgt eiseres wel in haar stelling dat verweerder in de bezwaarfase ten onrechte geen inzicht heeft gegeven in grondslag van de beslissing voor het afwijzen van de visumaanvraag. In het primaire besluit wordt slechts in algemene termen aangegeven dat eiseres het doel van het verblijf niet heeft aangetoond. In de bezwaarfase heeft verweerder weliswaar een vragenlijst toegestuurd aan eiseres met de vraag om aanvullende bewijsstukken in te dienen, maar de gevraagde bewijsstukken zijn dusdanig algemeen dat eiseres daar ook niet uit heeft kunnen afleiden dat en waarom verweerder de liefdesrelatie onvoldoende aangetoond vond. Pas in de beslissing op bezwaar maakt verweerder dit duidelijk door aan te geven welke bewijsstukken nog missen en welke aspecten van de relatie hij onvoldoende onderbouwd vindt. Omdat pas in de beslissing op bezwaar (nader) inzicht wordt gegeven in de gronden die tot afwijzing van de visumaanvraag hebben geleid, en eiseres dus niet eerder duidelijk kon weten waarom de bij de aanvraag ingediende stukken onvoldoende waren, had het op de weg van verweerder gelegen om eiseres hieromtrent te informeren of om haar te horen over de liefdesrelatie.
Hoorplicht
7. Gelet op dat wat de rechtbank hiervoor in punt 6 heeft overwogen, komt zij tot het oordeel dat verweerder eiseres in bezwaar had moeten horen. Er kon bij het nemen van het bestreden besluit namelijk niet op voorhand worden gesteld dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen had. Eiseres kon immers niet weten hoe ze dit bezwaar voldoende had kunnen onderbouwen. Als verweerder eiseres in bezwaar gehoord zou hebben, dan had eiseres aanvullende bewijsstukken kunnen indienen om haar liefdesrelatie met referent nader te onderbouwen.
De in beroep overgelegde bewijsstukken
8. De rechtbank constateert dat in beroep door eiseres is getracht om alle door verweerder in de beslissing op bezwaar genoemde missende bewijsstukken te overleggen. Niet in geschil is dat eiseres en referent samen tweemaal in Suriname hebben verbleven. De periodes waarover volgens verweerder bewijsstukken van contact missen, zoals staat omschreven in de beslissing op bezwaar, zijn met de nieuwe bewijsstukken grotendeels gedekt. Zo heeft eiseres ditmaal Whatsapp-berichten met data en jaartallen overgelegd, stukken ter onderbouwing van de familierelatie tussen de briefschrijvers en eiseres ingediend en een onderbouwing voor de stelling dat de telefoons van eiseres en referent op enig moment kapot waren gegeven en dat zij daarom in de periodes niet met elkaar hebben gesproken. In grote lijnen blijkt dat er sinds de ontmoeting in januari 2019 in Suriname vanaf eind januari 2019 tot aan medio februari 2019 via Facebook messenger contact is geweest. Vanaf maart 2019 heeft eiseres berichten en bewijs van Facetime-gesprekken overgelegd van de zakelijke telefoon van referent. Uit het screenshot van 14 oktober 2019 volgt vervolgens dat referent een nieuwe telefoon heeft. Deze onderbouwing van het verloren gaan van een bepaalde periode van berichten komt op de rechtbank niet ongeloofwaardig over. Verder legt eiseres aanvullend bewijs over waaruit volgt dat zij elkaar in januari 2020 weer hebben zien. Van de periode tussen oktober 2019 en januari 2020 zijn weliswaar geen concrete bewijzen van contact overgelegd, maar daarna waren zij wederom samen in Suriname. Ook is er veel bewijs overgelegd van sindsdien (dagelijks) contact en van het uitwisselen van duizenden foto’s.
Conclusie
9. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake geweest van een kennelijk ongegrond bezwaar. Verweerder heeft er niet van mogen afzien om eiseres te horen in de bezwaarfase.
10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
11. De rechtbank wijst verweerder er in dit kader op dat hij met name moet kijken naar de huidige stand van zaken, dus inclusief de in beroep overgelegde bewijsstukken, desgewenst aangevuld met bewijsstukken tot aan het nieuwe te nemen besluit. Verweerder zal bovendien moeten nagaan of er op het moment van het nemen van de nieuwe beslissing nog inreis-restricties gelden in het kader van de bestrijding van de corona-pandemie, om te bezien of dit nog aan eiseres kan worden tegengeworpen. Indien verweerder de liefdesrelatie alsnog aannemelijk acht dan valt eiseres namelijk wellicht onder de uitzondering voor langeafstandsrelaties.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoedt. Verder veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep van eiseres gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 178,- aan haar vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.L. Meijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 april 2021.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Op grond van artikel 84, onder b, van de Vw staat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open.