ECLI:NL:RBDHA:2021:15771
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van uitstel van vertrek op medische gronden voor Iraakse eiser
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Iraakse eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had verzocht om uitstel van vertrek op medische gronden, gebaseerd op artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat hij lijdt aan verschillende medische klachten, waaronder PTSS en alcoholmisbruik. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen, onder verwijzing naar BMA-adviezen die stelden dat de benodigde zorg beschikbaar was in Bagdad, Irak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de zorg die hij nodig heeft niet beschikbaar is in Bagdad. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had afgegaan op de BMA-adviezen, die op objectieve wijze waren opgesteld. Eiser had geen concrete aanknopingspunten aangedragen om te twijfelen aan de juistheid van deze adviezen. Bovendien had de staatssecretaris de contactgegevens van het ziekenhuis in Bagdad aan eiser verstrekt, maar eiser had geen bewijs geleverd dat de zorg daar niet beschikbaar was.
De rechtbank heeft ook de financiële situatie van eiser in overweging genomen, maar oordeelde dat hij niet voldoende had aangetoond dat hij de benodigde zorg en medicatie niet kon betalen. Eiser had geen inzicht gegeven in zijn financiële situatie of die van zijn familieleden. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij zich niet kon vestigen in Bagdad, en dat de levensomstandigheden daar niet zodanig waren dat hij geen toegang zou hebben tot de benodigde zorg.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.