ECLI:NL:RBDHA:2021:15773
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door niet tijdige ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. Stoetzer-van Esch, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door F. el Benaissati, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, aangezien dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat indien een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet sturen. Dit houdt in dat de betrokkene het bestuursorgaan per brief moet verzoeken om binnen twee weken alsnog te beslissen. De verweerder heeft aangevoerd dat de ingebrekestelling van eiseres, gedateerd op 21 januari 2021, niet geldig is omdat deze na de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet opschorting Dwangsommen IND op 11 juli 2020 is ingediend. Volgens de Tijdelijke wet kan een betrokkene niet meer in beroep gaan als de beslistermijn na deze datum is verstreken.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van eiseres niet geldig is, omdat deze na de deadline van 10 juli 2020 is ingediend. Hierdoor is het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra en bekendgemaakt op 1 april 2021.