ECLI:NL:RBDHA:2021:15785

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2021
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/8957
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag kort verblijf op basis van gevaar voor volksgezondheid en niet voldoen aan voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, geboren in 1999 met de Marokkaanse nationaliteit, en de minister van Buitenlandse Zaken als verweerder. De eiser had op 10 maart 2020 een visum voor kort verblijf aangevraagd voor familiebezoek, maar deze aanvraag werd op 19 maart 2020 afgewezen. De minister verklaarde het bezwaar van de eiser tegen deze afwijzing op 5 november 2020 kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 20 mei 2021, waar zowel eiser als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde, werd de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de visumaanvraag terecht was, omdat de eiser werd beschouwd als een gevaar voor de volksgezondheid in het kader van de coronapandemie. De rechtbank stelde vast dat de Nederlandse overheid beschermende maatregelen had genomen en dat eiser niet onder de uitzonderingen op het inreisverbod viel. De rechtbank oordeelde dat de minister de aanvraag op basis van deze omstandigheden mocht afwijzen.

De rechtbank ging verder in op de argumenten van eiser, die stelde dat de minister een standaardafwijzing had gebruikt en zijn situatie niet individueel had beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de minister niet verplicht was om in te gaan op alle bezwaargronden en dat het horen in bezwaar niet noodzakelijk was, gezien de categoriale weigering. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiser af, zonder aanleiding voor proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/8957
proces verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2021 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] 1999, van Marokkaanse nationaliteit
,eiser
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.K. Jap A Joe),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Dijcks).

Procesverloop

Bij besluit van 19 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een visum kort verblijf afgewezen.
Bij besluit van 5 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2021. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De heer [A] (referent) en zijn echtgenote zijn ook verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser heeft op 10 maart 2020 een visum voor kort verblijf aangevraagd voor familiebezoek.
Standpunt verweerder
3. In het primaire besluit heeft verweerder de visumaanvraag afgewezen, omdat het doel en omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende zijn aangetoond.
4. Verweerder heeft de aanvraag in het bestreden besluit afgewezen, omdat eiser kan worden beschouwd als een gevaar voor de volksgezondheid vanwege de coronapandemie. Ook handhaaft verweerder de afwijzingsgrond in het primaire besluit en stelt daarnaast nog dat eiser zijn sociale- en economische binding met Marokko onvoldoende heeft aangetoond.
Standpunt eiser
5. Eiser is het niet eens met verweerders beslissing. Hij voert aan dat verweerder ten onrechte een standaardafwijzing heeft gebruikt en eisers situatie niet individueel heeft beoordeeld. Verweerder had aan eiser ook een visum onder voorwaarden kunnen verstrekken.
Verder had verweerder in het bestreden besluit inhoudelijk in moeten gaan op de bezwaargronden van eiser. Verweerder kan volgens eiser niet zomaar een andere afwijzingsgrond gebruiken in de beslissing op bezwaar zonder eiser daarover te horen.
Oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de Nederlandse overheid beschermende maatregelen had genomen vanwege de coronapandemie. Het betreft hier een categoriaal inreisverbod voor derdelanders. Ook is niet in geschil dat eiser niet onder één van de uitzonderingcategorieën op het inreisverbod valt. De visumaanvraag was namelijk gericht op familiebezoek. Verweerder mocht de visumaanvraag dan ook afwijzen vanwege gevaar voor de volksgezondheid. De eventuele mogelijkheid van het verlenen van een voorwaardelijk visum doet niet af aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Dat de coronapandemie nog geen feit zou zijn geweest toen eiser de aanvraag deed, maakt het ook niet anders, want ten tijde van het bestreden besluit was dit wel het geval.
7. Verder volgt uit vaste rechtspraak [1] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) dat op grond van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de bezwaarprocedure een volledige heroverweging plaatsvindt. Dit betekent dat verweerder niet alleen hoeft in te gaan op de bezwaargronden van eiser en in het bestreden besluit een nieuwe weigeringsgrond mag hanteren.
8. Tot slot heeft verweerder van het horen in bezwaar mogen afzien. [2] Gelet op de categoriale weigering en het feit dat eiser niet onder een uitzonderingscategorie viel, had het horen niet tot een ander besluit kunnen leiden. Gelet op het voorgaande behoeven de overige gronden geen verdere bespreking meer.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2021.
De rechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Op grond van artikel 84, onder b, van de Vw staat tegen deze uitspraak geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 13 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2483.
2.Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb.