ECLI:NL:RBDHA:2021:15792

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/5663
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na afwijzing verblijfsvergunning

In de uitspraak van 1 april 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De zaak betreft een verzoekster van Nigeriaanse nationaliteit, geboren in 1989, die een verblijfsvergunning regulier voor het doel 'humanitair tijdelijk' had aangevraagd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen in een besluit van 30 januari 2020. Verzoekster maakte bezwaar tegen dit primaire besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in een besluit van 14 juli 2020. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep was beslist.

De voorzieningenrechter overwoog dat, gezien de uitspraak van dezelfde rechtbank in de hoofdzaak (zaaknummer: AWB 20/5662), het beroep van verzoekster ongegrond was verklaard. Hierdoor was er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening. Het verzoek werd dan ook afgewezen op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zonder dat er een zitting plaatsvond.

Daarnaast verzocht verzoekster om vrijstelling van het griffierecht voor zowel de beroepsprocedure als de procedure voor de voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter besloot, in lijn met de eerdere uitspraak van de meervoudige kamer, dat verzoekster geen griffierecht verschuldigd was, omdat zij onvoldoende middelen had om dit te betalen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/5663

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 april 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1989, van Nigeriaanse nationaliteit,verzoekster
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

In het besluit van 30 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor het doel ‘humanitair tijdelijk’ afgewezen. Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 14 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard. Hiertegen heeft zij beroep ingesteld.
Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat uitzetting achterwege blijft totdat op het beroep is beslist.

Overwegingen

Bij uitspraak van vandaag (zaaknummer: AWB 20/5662) van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats is het hiervoor vermelde, door verzoekster ingestelde beroep ongegrond verklaard. Gegeven deze beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zonder onderzoek ter zitting zal worden afgewezen.
Verzoekster heeft verder verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor zowel de beroepsprocedure als deze voorlopige voorzieningprocedure. De voorzieningenrechter beslist in navolging van de meervoudige kamer in de beroepszaak dat verzoekster ook in deze procedure geen griffierecht is verschuldigd, omdat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet over eigen vermogen dan wel inkomsten beschikt waarmee zij het verschuldigde griffierecht kan voldoen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De beslissing is uitgesproken op 1 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd de uitspraakvoorzieningenrechter
te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.