ECLI:NL:RBDHA:2021:15796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2021
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/8178 en 20/8179
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om toepassing van artikel 64 Vreemdelingenwet wegens ontbrekende medische informatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw van Surinaamse nationaliteit, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw), maar deze aanvraag werd door verweerder buiten behandeling gesteld omdat de ingediende medische informatie niet compleet was. Eiseres had verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat haar uitzetting vanwege haar medische situatie niet kon plaatsvinden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres meerdere keren de gelegenheid heeft gekregen om de ontbrekende medische gegevens aan te leveren, maar dat deze informatie niet is ontvangen door verweerder. Eiseres heeft aangevoerd dat zij afhankelijk was van het ziekenhuis voor deze informatie en dat het niet haar schuld was dat de gegevens niet zijn aangeleverd. De rechtbank overweegt dat het aan de aanvrager is om de medische situatie te onderbouwen en dat verweerder niet verantwoordelijk is voor het vergaren van medische informatie.

De rechtbank concludeert dat verweerder bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Aangezien de aanvraag niet in behandeling kon worden genomen, was er ook geen grond voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/8178 en 20/8179
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 17 mei 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.J.M. Mohrmann),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.P. Guerain).

Procesverloop

Bij besluit van 31 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om toepassing van artikel 64 Vreemdelingenwet (Vw) buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 13 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de
voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2021. Namens eiseres zijn haar dochters [A] en [B] verschenen, bijgestaan door dehaar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres, geboren op [geboortedatum] 1936, is van Surinaamse nationaliteit. Verweerder heeft aan
het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de aanvraag om toepassing van artikel 64 Vw niet compleet was, omdat de door eiseres overgelegde medische gegevens niet volledig waren. Op 15 mei 2020 en 19 juni 2020 is eiseres in de gelegenheid gesteld de ingediende aanvraag aan te vullen met de ontbrekende gegevens. Verweerder heeft de verzochte gegevens niet binnen de gestelde termijn ontvangen. Daarom is het beroep op artikel 64 Vw volgens verweerder terecht afgewezen.
2. Eiseres heeft aangevoerd dat het aan haar niet heeft gelegen voor wat betreft het
verzamelen van de benodigde medische informatie. Deze informatie heeft buiten haar toedoen verweerder niet bereikt. Dit kwam enerzijds door het vertrek van een arts anderzijds omdat de door het ziekenhuis verstuurde informatie niet bij verweerder terecht is gekomen. Onder de gegeven omstandigheden - eiseres is een vrouw op leeftijd en in juridisch opzicht een leek - was zij afhankelijk van het ziekenhuis. Aan het wel of niet verzenden van deze informatie heeft zij geen deel gehad. Het is onzorgvuldig van verweerder het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb kan
worden besloten een aanvraag niet in behandeling te nemen indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
4. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is tussen partijen dat de medische informatie die
verweerder wenste te ontvangen om de aanvraag van eiseres te kunnen beoordelen verweerder niet heeft bereikt. Eiseres is meerdere malen in de gelegenheid gesteld om deze informatie aan te vullen. Ter zitting is namens eiseres naar voren gebracht dat zij op dit moment niet behandeld wordt vanwege de omstandigheid dat ze niet verzekerd is. Om die reden is zij niet in staat om meer medische gegevens op te sturen dan is gedaan. Eiseres verzoekt verweerder de aanvraag toch in behandeling te nemen ondanks het ontbreken van de medische informatie.
5. Verweerder kan uitstel van vertrek verlenen op grond van artikel 64 Vw als de
vreemdeling medisch gezien niet in staat is om te reizen of als er een reëel risico bestaat op schending van artikel 3 EVRM om medische redenen. De rechtbank overweegt dat een beroep op artikel 64 Vw is bedoeld voor deze uitzonderlijke situatie. In een dergelijke procedure ligt het niet op de weg van verweerder of BMA om medische informatie te vergaren, maar om te beoordelen of op basis van de door een aanvrager ingediende medische informatie er sprake is van een situatie die dient te leiden tot uitstel van vertrek op grond van een medische noodsituatie of omdat de aanvrager niet in staat om te reizen. Daarbij geldt dat het aan de aanvrager is om de medische situatie bij de aanvraag te onderbouwen. De omstandigheid dat eiseres niet in staat is de medische informatie te overleggen omdat zij op dit moment niet behandeld wordt, kan haar in dit geval niet baten. Ondanks dat de rechtbank begrip heeft voor de lastige bewijspositie van eiseres ziet de rechtbank in de aangevoerde feiten en omstandigheden geen aanleiding om anders te oordelen. BMA is namelijk niet in staat geweest verweerder te kunnen over de vraag of er sprake is van de voornoemde uitzonderlijke situatie op basis van medische situatie, nu er onvoldoende behandelinformatie beschikbaar is. Verweerder was gelet op het ontbreken van de informatie niet in staat om de aanvraag te beoordelen en vast te stellen of eiseres terecht van mening is dat haar uitzetting vanwege haar medische situatie achterwege moet blijven.
6. Verweerder heeft mogen afzien van het horen van eiseres nu op voorhand - gelet op de
motivering van het primaire besluit - redelijkerwijs geen twijfel mogelijk was dat de gemaakte bezwaren niet tot een andersluidend besluit zouden leiden.
7. Gelet op het voorgaande was verweerder bevoegd om de aanvraag met
toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb buiten behandeling te stellen.
8. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de
verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.
9. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof griffier. De beslissing uitgesproken op 17 mei 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De rechter is niet in staat de uitspraak
te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.