ECLI:NL:RBDHA:2021:15803

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/7257 en AWB 20/7258
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in een zaak over een inreisverbod zonder rechtsgeldige bekendmaking

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Braziliaanse eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een inreisverbod van twee jaar opgelegd gekregen, maar stelde dat dit besluit niet rechtsgeldig was bekendgemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat het besluit enkel per e-mail was verzonden en niet in de Staatscourant was gepubliceerd, zoals vereist door de wet. Hierdoor was er geen rechtsgeldig besluit tot stand gekomen. De rechtbank heeft zich vervolgens onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen, omdat de termijn voor het uitvaardigen van het inreisverbod inmiddels was verstreken. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste bekendmaking van bestuursbesluiten en de gevolgen van het niet naleven van deze vereisten. De voorzieningenrechter heeft ook het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank zich onbevoegd verklaarde. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/7257 en AWB 20/7258
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 3 juni 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1984, van Braziliaanse nationaliteit, eiseres/verzoekster
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Dorgelo),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: J. Raaijmakers).

Procesverloop

Bij besluit van 27 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres/ verzoekster (eiseres) een inreisverbod voor twee jaar opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft tevens aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft bij brief van 17 februari 2021 een reactie gestuurd op door de rechtbank gestelde vragen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres heeft de Braziliaanse nationaliteit. Op 24 juni 2020 wilde eiseres vanaf Schiphol naar Brazilië reizen. De Koninklijke Mareschaussee heeft eiseres bij vertrek uit Nederland een terugkeerbesluit uitgereikt en een voornemen om een inreisverbod op te leggen, omdat eiseres geen rechtmatig verblijf meer had in een van de lidstaten van de Europese Unie. Eiseres heeft een zienswijze ingediend. Bij het bestreden besluit is het inreisverbod uitgevaardigd voor de duur van twee jaar.
Wijze van bekendmaking besluit
2. Eiseres stelt dat het bestreden besluit niet rechtsgeldig bekend is gemaakt omdat het niet aan haar is overhandigd en niet per post is gestuurd.
3. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat het bestreden besluit wel op de juiste wijze is bekendgemaakt, door verzending per e-mail naar het e-mailadres waarmee eiseres haar zienswijze heeft ingediend.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. Op grond van het tweede lid geschiedt de bekendmaking van het besluit, indien zij niet kan geschieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, op een andere geschikte wijze.
4.2.
In artikel 66a, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) is bepaald dat indien de bekendmaking van de beschikking, waarbij het inreisverbod is uitgevaardigd, geschiedt door toezending, van de beschikking mededeling wordt gedaan in de Staatscourant.
4.3.
In paragraaf A4/2.4.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) is verder opgenomen: ‘(…) De hulpofficier van justitie besluit tot het uitvaardigen van een inreisverbod binnen acht weken nadat de termijn van vier weken voor het naar voren brengen van een zienswijze is verstreken.
De beschikking wordt naar het door de vreemdeling opgegeven adres in het buitenland gezonden en van de inhoud wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
Als geen adres van de vreemdeling in het buitenland bekend is, wordt volstaan met de bekendmaking van de beschikking door mededeling ervan in de Staatscourant.(…)’
5. De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit niet rechtsgeldig bekend is gemaakt. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft het bestreden besluit op 27 augustus 2020 alleen naar het e-mailadres van eiseres verstuurd. Anders dan in het bestreden besluit is vermeld, is er geen afschrift van het besluit in de Staatscourant geplaatst. Verweerder heeft het besluit daarom niet bekend gemaakt volgens de vereisten van artikel 66a, vijfde lid, van de Vw. De stelling van verweerder dat het niet zinvol is om het bestreden besluit te publiceren in de Staatscourant, omdat eiseres op 27 augustus 2020 op de hoogte is geraakt van het opgelegde inreisverbod door de e-mail die aan haar is gezonden, volgt de rechtbank niet. Gelet op het bepaalde in artikel 3:41 van de Awb en artikel 66a, vijfde lid, van de Vw is het noodzakelijk om het besluit te publiceren in de Staatscourant als het besluit wordt verzonden. Juist nu eiseres bij het gehoor terugkeerbesluit niet heeft aangegeven hoe zij op geïnformeerd wilde worden over de verdere procedure, lag het op de weg van verweerder om niet te volstaan met verzending van het besluit per e-mail. Nu verweerder het gebrek ook niet op een later moment heeft hersteld, door het bestreden besluit alsnog te publiceren in de Staatscourant, is er geen rechtsgeldig besluit tot stand gekomen. Dat eiseres het bestreden besluit kennelijk wel heeft ontvangen, omdat zij daartegen beroep heeft aangetekend, betekent niet dat het besluit daarom alsnog geacht kan worden rechtsgeldig bekend te zijn gemaakt. Een dergelijke uitleg strookt niet met de genoemde wettelijke bepalingen en ook verder zijn er geen aanknopingspunten voor de juistheid van deze stelling van verweerder.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder het gebrek alsnog te laten herstellen, aangezien de termijn voor het uitvaardigen van een inreisverbod inmiddels is verstreken, gelet op paragraaf A4/2.4.3. van de Vc.
7. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank zich onbevoegd om van het geschil kennis te nemen.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep.
De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek om een voorlopige voorziening.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken op 3 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier (voorzieningen)rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het beroep betreft, binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.