ECLI:NL:RBDHA:2021:15810
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Filipijnse verzoekster, die een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd had aangevraagd met als doel 'familie en gezin'. De aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen bij besluit van 11 december 2020. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 29 april 2021 zijn partijen niet verschenen, maar verweerder heeft in een brief van 23 april 2021 aangegeven zich niet te verzetten tegen het verzoek van verzoekster.
De voorzieningenrechter overweegt dat, hoewel het bestreden besluit niet geschorst kan worden, er geen geschil meer bestaat over de uitzetting van verzoekster. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en de uitzetting van verzoekster te verbieden totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 534,-, en is bepaald dat het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoekster moet worden vergoed.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.