ECLI:NL:RBDHA:2021:15826

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/3945
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf voor polygamie nareis

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, samen met haar kinderen, had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel nareis. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen door verweerder op 26 april 2018, omdat het huwelijk tussen eiseres en de referent onvoldoende was aangetoond. Na bezwaar werd het primaire besluit herroepen, maar de aanvraag werd opnieuw afgewezen op 17 april 2020, ditmaal met de stelling dat er sprake was van een polygame situatie, aangezien de referent niet aantoonbaar gescheiden was van zijn eerste huwelijkspartner.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de referent wel degelijk gescheiden was van zijn eerste vrouw en dat er geen bewijs was dat de referent nog een duurzame relatie had met zijn tweede partner. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag op basis van polygamie niet terecht was, omdat de referent de enige partner was die in Nederland verbleef en er geen verblijfsvergunningen waren verleend aan de andere partners. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de band met de meerderjarige kinderen ook moet worden beoordeeld. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/3945

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 april 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer 1]
en haar kinderen:
[eiser 1]
V-nummer: [V-nummer 2] en
[eiser 2]
V-nummer: [V-nummer 3]
(gemachtigde: mr. S. Wierink),
Gezamenlijk aangeduid als eisers.
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 26 april 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eisers, tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel nareis, afgewezen.
Bij besluit van 17 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit herroepen, een nieuw besluit genomen, op het bezwaar beslist en dat ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2021. Eisers en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Verder waren aanwezig referent [A] en J.A. Matti als tolk.

Overwegingen

1. Eisers hebben de rechtbank verzocht om vrijstelling van de verplichting tot het betalen van het verschuldigde griffierecht. Eiser heeft voldoende aangetoond dat hij voldoet aan de voorwaarden voor deze vrijstelling. De rechtbank verleent eiser daarom vrijstelling van de betaling van griffierecht.
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage en maakt deel uit van deze uitspraak.
Inleiding
3. Referent heeft een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die is verleend op 22 april 2017. Referent heeft voor eisers een mvv in het kader nareis aangevraagd, omdat zij bij referent in Nederland willen verblijven. Eiseres is gehuwd met referent. De twee kinderen zijn twee meerderjarige zonen uit een eerder huwelijk van eiseres.
Besluitvorming door verweerder
4. De aanvragen zijn in het primaire besluit door verweerder afgewezen, omdat het huwelijk tussen eiseres en referent onvoldoende is aangetoond. Verweerder stelde verder dat als er wel een huwelijksrelatie bestaat, die relatie verbroken is op het moment dat referent met zijn vriendin [B] ( [B] ) in Nederland is gaan samenwonen. Daarnaast is de aanvraag afgewezen, omdat de familierelatie tussen referent en de kinderen niet is aangetoond.
5. In het bestreden besluit herroept verweerder het primaire besluit voor zover het ziet op het standpunt over het bestaan van het huwelijk en de verbreking van de huwelijkse relatie. Verweerder stelt nu dat de familierechtelijke relatie tussen referent en eiseres wel voldoende aannemelijk is gemaakt. Verweerder wijst de aanvraag echter af, omdat er ten tijde van de aanvraag sprake was van een polygame situatie, zoals is bedoeld in artikel 3.16 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Referent was toen namelijk niet aantoonbaar gescheiden van zijn eerste huwelijkspartner, [C] ( [C] ) en hij had niet aantoonbaar de duurzame relatie met [B] beëindigd. Volgens verweerder zijn er geen bijzondere omstandigheden waardoor verweerder de aanvraag toch moet inwilligen.
Polygamie
Standpunt van eisers
6. Verweerder werpt artikel 3.16 van het Vb ten onrechte tegen. Referent en [C] zijn al jaren geleden gescheiden. Referent heeft niet tegenstrijdig verklaard over het verkrijgen van een echtscheidingsakte. [C] woont al jaren in Zweden, is referent niet nagereisd en heeft geen nareisvergunning bij hem. De relatie tussen [B] en referent is beëindigd. Referent heeft niet tegenstrijdig verklaard over de breuk met haar. [B] is vertrokken en heeft geen mvv nareis bij referent aangevraagd. Verder volgt uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat verweerder een individuele beoordeling moet maken bij de afwijzing van de mvv aanvraag. Dat heeft verweerder niet gedaan.
Reactie van verweerder
7. Verweerder stelt dat de tegenwerping van polygamie niet strijdig is met artikel 3.16 van het Vb en het eigen beleid van paragraaf C2/4.1.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). In zaken waarin de referent polygaam is geldt dat slechts één (huwelijks)partner tegelijkertijd in de EU mag verblijven. Dit is overeenkomstig artikel 16, eerste lid, onder c van de Gezinsherenigingsrichtlijn (de Richtlijn). [1] Gelet op de reikwijdte van de Richtlijn heeft artikel 16, eerste lid, onder c, van de Richtlijn in samenhang gelezen met artikel 4, vierde lid, van de Richtlijn tot gevolg dat op het grondgebied van de lidstaten polygamie niet wordt geaccepteerd.
Oordeel rechtbank
8. Polygamie wordt in Nederland en in de EU in strijd geacht met de openbare orde. Daarom zijn er regels opgesteld die polygamie moeten voorkomen. Partijen zijn het er over eens dat de aanvraag valt onder het toepassingsbereik van de Richtlijn. Kernpunt is de uitleg van artikel 4, vierde lid, van de Richtlijn en artikel 16, eerste lid, onder c van de Richtlijn, als geïmplementeerd in de Nederlandse regelgeving in artikel 3.16 van het Vb en verder uitgelegd in het beleid van verweerder in paragraaf C2/4.1.1. van de Vc. Uit die regelgeving volgt dat indien de gezinshereniger door een huwelijk of partnerschap verbonden is met meer dan één andere persoon, aan
slechts één partner(vreemdeling) en hun minderjarige kinderen in Nederland een verblijfsvergunning wordt verleend. Hierdoor wordt polygamie op het grondgebied van Nederland voorkomen. Volgens verweerder volgt uit de toepasselijke regelgeving (ook) dat er slechts één (huwelijks)partner in de EU mag verblijven. De rechtbank stelt vast dat dit vereiste niet is opgenomen in de vorengenoemde richtlijn, wet en regelgeving.
9. Aan [C] is geen verblijfsvergunning verleend voor verblijf bij referent. Dit betekent dat het eventueel nog bestaande huwelijk met [C] aan het verlenen van een verblijfsvergunning aan eiseres niet in de weg kan staan. [C] verblijft ook niet in Nederland en er is voor haar geen mvv nareis verzocht of een mvv nareis verleend.
10. Ook aan [B] is geen verblijfsvergunning verleend voor verblijf bij referent. Referent had daar aanvankelijk wel om verzocht, maar [B] heeft zelfstandig een verblijfsvergunning aangevraagd en verkregen. Uit de stukken blijkt ook verder niet dat tussen [B] en referent ten tijde hier van belang sprake was van een duurzame relatie (samenwoning). Het vorenstaande betekent dat eiseres de eerste en enige (huwelijks)partner is aan wie een verblijfsvergunning zou worden verleend voor verblijf bij referent. De (voormalige) relaties tussen referent aan de ene kant en [C] en [B] aan de andere kant staan niet in de weg aan het verlenen van een verblijfsvergunning aan eiseres en haar meerderjarige kinderen. Wel moet natuurlijk nog beoordeeld worden of eiseres en haar meerderjarige kinderen voldoen aan de overige voorwaarden voor verkrijging van verblijf.
Bespreking van de overige gronden
11. Gelet op rechtsoverwegingen 9 en 10 komt de rechtbank niet toe aan beoordeling van de overige naar voren gebrachte gronden van eisers.
Conclusie
12. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit is niet deugdelijk gemotiveerd en komt om die reden voor vernietiging in aanmerking. Verweerder moet een nieuw besluit op de aanvraag nemen, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder een nieuwe afweging moet maken en daarbij onder meer ook de band met de meerderjarige kinderen moet beoordelen.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De beslissing is uitgesproken op 6 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage
Vreemdelingencirculaire 2000
Paragraaf C2/4.1.1. van de Vc: Indien ten tijde van de aanvraag sprake is van een polygame situatie komen slechts een echtgenoot of (geregistreerd) partner en de uit dit huwelijk/deze relatie voortgekomen kinderen voor verblijf in aanmerking. Van een polygame situatie is sprake als de vreemdeling of de persoon bij wie de vreemdeling verblijf beoogt, tegelijkertijd met een andere persoon (of meerdere andere personen) een huwelijk of een duurzame relatie heeft (inclusief geregistreerd partnerschap).
Als de in Nederland verblijvende referent met een andere man of vrouw duurzaam samenleeft, komen de wettelijke echtgeno(o)t(e) alsmede de eventuele andere gezinsleden niet voor een verblijfsvergunning in aanmerking. Ook voor andere casusposities geldt dat zolang sprake is van een polygame situatie, bepaalde gezinsleden niet in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning.
Vreemdelingenbesluit 2000
Artikel 3.16 Vb: Zolang de vreemdeling of de hoofdpersoon met meer dan één andere persoon tegelijkertijd door een huwelijk of een partnerschap is verbonden, wordt de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, slechts verleend aan één echtgenoot, geregistreerde partner of partner tegelijkertijd, alsmede aan de uit die vreemdeling geboren minderjarige kinderen.
Richtlijn 2003/86
artikel 4, vierde lid, van de Richtlijn: In het geval van een polygaam huwelijk geeft de betrokken lidstaat, indien de gezinshereniger reeds met een echtgenoot samenwoont op het grondgebied van die lidstaat, geen toestemming tot gezinshereniging voor een andere echtgenoot.
Artikel 16, eerste lid, aanhef en onder c) van de Richtlijn: De lidstaten kunnen in de volgende gevallen het verzoek tot toegang en verblijf met het oog op gezinshereniging afwijzen of, in voorkomend geval, de verblijfstitel van een gezinslid intrekken of weigeren te verlengen
c) wanneer wordt vastgesteld dat de gezinshereniger of de partner met wie de gezinshereniger niet gehuwd is, met iemand anders gehuwd is dan wel een duurzame relatie onderhoudt.

Voetnoten

1.Richtlijn 2003/86/EG van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging