ECLI:NL:RBDHA:2021:15845
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die in Frankrijk asiel had aangevraagd, had de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling was genomen. De reden hiervoor was dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublinverordening.
De zitting vond plaats op 8 juni 2021, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. H. Drenth, en een tolk, O. Diallo. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. D. Berben. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL21.7524, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, er geen noodzaak meer was voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.