ECLI:NL:RBDHA:2021:15846

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2021
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
NL21.7703
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. R.P.M. Ngasirin, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. D. Berben, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat hij niet serieus genomen zou worden door de Duitse autoriteiten en dat hij zich onveilig voelt in Duitsland, onderbouwd met AIDA-rapporten die de situatie in Duitse opvangcentra beschrijven.

De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat het aan eiser is om aan te tonen dat dit in zijn geval niet kan. Eiser is hierin niet geslaagd, aangezien hij geen relevante informatie heeft overgelegd die structurele gebreken in het Duitse asiel- en opvangsysteem aantoont. De rechtbank concludeert dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te worden genomen door de Nederlandse autoriteiten, omdat Duitsland zich heeft gecommitteerd aan de behandeling van de aanvraag en de situatie van eiser daar zal worden beoordeeld.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser de mogelijkheid heeft om klachten in te dienen bij de Duitse autoriteiten. De uitspraak benadrukt dat de toegang tot de rechter en rechtsbijstand in Duitsland niet onterecht is ontzegd, en dat de zorgen van eiser over zijn behandeling in Duitsland niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de verantwoordelijkheden van Duitsland onder de Dublinverordening en concludeert dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.7703
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. D. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 18 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL21.7704, plaatsgevonden op 8 juni 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De Duitse autoriteiten hebben ingestemd met deze verantwoordelijkheid.
2. Eiser voert aan dat hij niet serieus zou worden genomen als hij zou klagen bij de Duitse autoriteiten. Duitsland houdt zich namelijk niet aan de Opvangrichtlijn. Eiser heeft geen vertrouwen in de Duitse autoriteiten en hij voelt zich niet veilig in Duitsland. Eiser wijst ter onderbouwing op de AIDA-rapporten, update 2017, update 2018 en update 2019. Uit deze rapporten blijkt volgens eiser dat de faciliteiten die in opvangcentra in Duitsland worden aangeboden vaak niet voldoen aan de basisbehoeften en dat sprake is van overbevolking en een gebrek aan privacy en veiligheid. Dit vormt zeker in tijden van een oplopende infectiegraad door het coronavirus een risico voor Dublinterugkeerders. Ook
blijkt dat er in 2017 313 aanvallen plaatsvonden op asielzoekerscentra en dat er 1906 geregistreerde aanvallen plaatsvonden op individuele asielzoekers of vluchtelingen en dat de meeste van deze aanvallen raciaal gemotiveerd waren. Verder ontving eiser in Duitsland geen financiële middelen van de overheid. Eiser voert tevens aan dat hij in Duitsland geen recht heeft op gratis rechtsbijstand, waardoor hij zijn klachten niet aan een advocaat kan voorleggen. Hij werd hard en slecht behandeld en kreeg geen uitleg met betrekking tot zijn asielprocedure. Elke maand moest hij geld aan zijn advocaat betalen. Weliswaar kunnen lidstaten bepalen dat kosteloze rechtsbijstand en vertegenwoordiging niet worden aangeboden wanneer een beroep van een verzoeker geen reële kans van slagen heeft, doch in casu valt niet op voorhand uit te sluiten dat het beroep van verzoeker in Duitsland een reële kans van slagen zal hebben. Indien eiser voor de beoordeling van de vraag of hij recht heeft op gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging afhankelijk is van de Duitse autoriteiten, die zijn opponent zijn in een juridische procedure, dan is het recht op gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging in een juridische procedure illusoir. Het recht op een eerlijk proces, zoals verankerd in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) wordt derhalve niet gerespecteerd door de Duitse autoriteiten. Verder heeft eiser in de gevangenis gezeten, omdat hij zonder treinkaartje reisde. Tijdens zijn gevangenschap werd hij mishandeld en ook op het politiebureau. Eiser heeft geen klacht kunnen indienen, omdat hij geen Duits verstaat en psychische problemen heeft. Indien eiser wordt teruggenomen door de Duitse autoriteiten, dan dreigt indirect refoulement, nu eiser in Ethiopië zal worden onderworpen aan een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) strijdige behandeling. Eiser voert aan dat verweerder daarom, gelet op het voorgaande en gelet op artikel 17 van de Dublinverordening, zijn asielverzoek in behandeling moet nemen.
3. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Duitsland mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aan te tonen dat dit in zijn geval niet kan. Eiser is hier niet in geslaagd.
4. Eiser heeft geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van structurele aan het systeem gerelateerde gebreken in het Duitse asiel- en opvangsysteem. Dit volgt namelijk niet uit de passages uit de AIDA-rapporten waar eiser naar heeft verwezen. Eiser heeft een asielverzoek in Duitsland kunnen indienen, deze is in behandeling genomen en hij heeft hier ook een beslissing op gehad. Het is aan eiser om te klagen bij de Duitse autoriteiten indien hij van mening is dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen dan wel verplichtingen op grond van de richtlijnen niet nakomt. Dat in een procedure wordt beslist of aanspraak bestaat op gefinancierde rechtsbijstand maakt verder niet dat de daadwerkelijke toegang tot de rechter niet gewaarborgd is en dat geen sprake is van 'fair trial' en 'effective remedy'. Uit artikel 19 en verder van de Procedurerichtlijn volgt niet dat iedere vreemdeling onvoorwaardelijk recht heeft op kosteloze rechtsbijstand en vertegenwoordiging in asielprocedures, zowel in eerste aanleg als in beroepsprocedures. Ook biedt artikel 20, derde lid, van de Procedurerichtlijn lidstaten expliciet de mogelijkheid om geen kosteloze rechtsbijstand en vertegenwoordiging aan te bieden wanneer het beroep volgens de rechterlijke instantie of een andere bevoegde autoriteit geen reële kans van slagen heeft. Het door Duitsland gehanteerde systeem dat een vreemdeling recht heeft op kosteloze bijstand indien door de rechter wordt beoordeeld dat het beroep een kans van slagen heeft, is dus in overeenstemming met de Procedurerichtlijn. Voor zover eiser stelt dat hem ten onrechte kosteloze rechtsbijstand zal worden onthouden, moet dit worden
ingebracht en beoordeeld in Duitsland. Verder stelt verweerder terecht dat Duitsland met het claimakkoord heeft aangegeven dat een asielverzoek van eiser in behandeling zal worden genomen en dat zijn situatie zal worden beoordeeld aan dezelfde criteria als in Nederland en in lijn met de verschillende Europese richtlijnen op het gebied van asielrecht. De garantie van de lidstaat om het asielverzoek in behandeling te nemen omvat ook de verantwoordelijkheid dat een eventuele uitzetting niet in strijd met het verbod van réfoulement zal zijn. Dat sprake is van indirect réfoulement omdat eiser vreest dat hij naar zijn land van herkomst zal worden teruggestuurd, volgt de rechtbank dan ook niet.
5. Ten aanzien van de opvangvoorzieningen heeft eiser ook niet onderbouwd dat deze niet aan de internationale richtlijnen voldoen. Uit de AIDA-rapporten, die voor een deel ook niet recent zijn, blijkt niet dat sprake is van dusdanig structurele gebreken in de opvangcentra dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan, ook niet in samenhang met de coronapandemie. Eiser heeft daarbij zelf verklaard dat hij opvang heeft gekregen, maar dat hij deze heeft verlaten. Het is aan eiser om bij problemen in de opvang hierover te klagen bij de Duitse autoriteiten. Dit geldt evenzeer voor de omstandigheid dat hij geen financiële middelen van de overheid zou hebben ontvangen. Eiser heeft niet gesteld dat hij heeft geprobeerd te klagen en ook blijkt niet dat klagen voor hem onmogelijk of zinloos is. Dat hij geen Duits kan, betekent niet dat hij op geen enkele wijze zijn klachten duidelijk kan maken. Verder heeft eiser ook niet met (medische) documenten onderbouwd dat hij vanwege psychische klachten niet zou kunnen klagen.
6. Eiser heeft verder niet verklaard dat hij zelf raciaal gemotiveerde aanvallen heeft meegemaakt en de informatie over deze aanvallen uit het AIDA-rapport, update 2017 is ook gedateerd. Uit dit rapport volgt niet dat structureel sprake is van dergelijke aanvallen en dus ook niet dat dit eiser zonder meer zal overkomen in Duitsland. Bij eventuele problemen is het bovendien aan eiser om bescherming in te roepen bij de Duitse autoriteiten en het is niet gebleken dat zij hem niet effectief zouden kunnen of willen beschermen. Verder heeft eiser ook niet onderbouwd dat hij is mishandeld door de politie of tijdens zijn verblijf in detentie of dat deze detentie niet rechtmatig is geweest. Bovendien geldt ook hiervoor dat eiser hierover moet klagen bij de (hogere) Duitse autoriteiten.
7. Verweerder heeft in de omstandigheden van eiser dan ook geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening door de asielaanvraag in behandeling te nemen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
14 juni 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. L.A. Banga T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.