ECLI:NL:RBDHA:2021:15847

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2021
Publicatiedatum
28 februari 2022
Zaaknummer
NL21.7704
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg te horen dat zijn aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn asielverzoek. Dit besluit was genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 mei 2021. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De zitting vond plaats op 8 juni 2021, maar de verzoeker en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak, NL21.7703, behandeld. De rechtbank had in die zaak al uitspraak gedaan, waardoor de voorzieningenrechter oordeelde dat een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, met mr. T.R. Oosterhoff-Vos als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.7704
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. D. Berben).

Procesverloop

Bij besluit van 18 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL21.7703, plaatsgevonden op 8 juni 2021. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.7703, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
14 juni 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. L.A. Banga T.R. Vos
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.