In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 april 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Jamaicaanse vrouw, eiseres, die een asielvergunning had aangevraagd op basis van haar lesbische geaardheid. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, omdat hij de seksuele gerichtheid van eiseres ongeloofwaardig achtte. Eiseres voerde aan dat zij problemen ondervond in Jamaica vanwege haar geaardheid en dat de staatssecretaris ondeugdelijk had gemotiveerd waarom hij haar verklaringen niet geloofwaardig vond. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet voldoende had onderbouwd waarom hij twijfels had over de geloofwaardigheid van eiseres' seksuele gerichtheid. De rechtbank benadrukte dat de staatssecretaris een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moest maken, waarbij alle verklaringen en bewijsmiddelen in samenhang moesten worden bekeken. De rechtbank vernietigde het besluit van de staatssecretaris en droeg hem op om de geloofwaardigheid van de asielaanvraag opnieuw te beoordelen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068,-.