ECLI:NL:RBDHA:2021:15882
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. P.R. Klaver, had een aanvraag ingediend voor een asielvergunning voor bepaalde tijd. Deze aanvraag was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar, afgewezen bij besluit van 18 februari 2021, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd.
Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 14 april 2021, waar verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk, M.D.M. Metry. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, onder zaaknummer NLNL21.2774, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig is. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter, mr. M.E.J. Sprakel, heeft in aanwezigheid van griffier mr. M.P.M. Veerman-Timmer de uitspraak gedaan. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.