ECLI:NL:RBDHA:2021:15894

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
NL21.3899
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaalde asielaanvraag en onvoldoende motivering van de afwijzing door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in een herhaalde asielaanvraag van eiser, die Somalische nationaliteit claimt. Eiser heeft eerder asiel aangevraagd, maar zijn aanvragen zijn afgewezen omdat hij niet aannemelijk kon maken dat hij tot de Reer Hamar behoort en dat hij in zijn geboorteland Somalië is opgegroeid. In de onderhavige procedure heeft eiser zijn asielrelaas aangepast en nieuwe documenten overgelegd, waaronder een echt bevonden paspoort en verklaringen van zijn zus en echtgenote die door de UNHCR zijn geregistreerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de door eiser overgelegde documenten geen waarde hebben. De rechtbank oordeelt dat de verklaringen van eiser en de documenten die hij heeft overgelegd, in onderlinge samenhang moeten worden beoordeeld. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en draagt verweerder op om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de herkomst en etniciteit van eiser opnieuw moeten worden beoordeeld. Tevens veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.3899
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 8 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL21.3900, plaatsgevonden op 1 juni 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Adam. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Somalische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1986. Hij heeft op 2 april 2009 zijn eerste asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan deze aanvraag het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is geboren en getogen in [geboorteplaats] , Somalië en behoort tot de Reer Hamar. Toen hij 15 jaar oud was is zijn vader vermoord door leden van Al-Shabaab. Sindsdien vreesde eiser om te worden gerekruteerd dan wel te worden vermoord door Al-Shabaab. Hij verbleef daarom voornamelijk binnenshuis om zijn moeder te helpen met het bereiden van maaltijden (bestemd voor de verkoop) en het verzorgen van zijn gehandicapte broer. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 17 februari 2011 afgewezen en daarbij overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij tot Reer Hamar behoort en dat hij tot januari 2009 in [geboorteplaats] heeft gewoond. Mede gelet op de conclusie van de taalanalyse van 14 december 2009 gaat verweerder ervan uit dat eiser waarschijnlijk is te herleiden tot de spraakgemeenschap binnen de Somalische diaspora, niet Zuid-Somalië. Het kon eiser verder worden toegerekend dat hij geen documenten heeft
overgelegd ter onderbouwing van zijn reisverhaal. Het beroep van eiser tegen dit besluit is door deze rechtbank, zittingsplaats Zutphen bij uitspraak van 28 december 20111 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens op 20 april 2012 een herhaalde asielaanvraag ingediend.
Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen en zich daarbij op het standpunt gesteld dat wat eiser aan die aanvraag ten grondslag heeft gelegd geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren. Bij uitspraak van 12 december 2013 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg2 het beroep van eiser hiertegen ongegrond verklaard. Tegen de beide uitspraken is geen hoger beroep ingesteld, waarmee deze uitspraken in rechte vast staan.
2. Eiser heeft op 17 oktober 2018 zijn derde en de onderhavige asielaanvraag ingediend. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij tijdens de vorige asielprocedures niet de waarheid heeft gesproken. Eiser is al sinds 1996 weg uit Somalië, in plaats van sinds 2009. Eiser heeft in tussentijd, voor zijn vertrek naar Nederland, in Syrië gewoond. Daarnaast stelt eiser dat hij 10 jaar oud was toen zijn vader was vermoord en niet 15 en dat zijn vader niet door leden van Al-Shabaab is vermoord, maar door leden van een grotere clan, waarschijnlijk de Hawiye Abgal. Eiser heeft verklaard dat hij in eerste instantie niet de waarheid heeft gesproken uit angst om terug te worden gestuurd naar Syrië. Eiser stelt daarnaast dat hij niet terug kan naar Somalië omdat hij is verwesterd of als verwesterd zal worden aangezien.
Eiser heeft tot slot bij de onderhavige asielaanvraag de volgende documenten overgelegd:
- Nationaliteitsverklaring, afgegeven door ambassade te Brussel op 14 oktober 2014;
- Verklaring van geboorte, afgegeven door ambassade te Brussel op 16 december 2015;
- Somalische identiteitskaart, afgegeven door ambassade te Brussel, 20 september 2017;
- Somalisch paspoort, afgegeven door ambassade te Brussel op 20 september 2017;
- UNHCR-registratie van de zus van eiser;
- UNHCR-registratie van de echtgenote van eiser;
- Verklaring van 14 december 2017 van de heer [A] , een Somalische statushouder in Nederland;
- Verklaring van mevrouw [B] , een oud buurvrouw van eiser in Syrië;
- Verklaring van 28 december 2017 van de Somalische Banadari Vereniging.
3. Verweerder heeft deze herhaalde asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, onder e, van de Vreemdelingenwet (Vw). Verweerder stelt daarbij voorop dat het asielrelaas van eiser bij de eerste asielaanvraag ongeloofwaardig is geacht, omdat hij zijn gestelde herkomst en etniciteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft zijn verklaringen ten aanzien van zijn asielrelaas in de onderhavige procedure niet aannemelijker gemaakt, nu hij hierover kennelijk tegenstrijdige dan wel valse verklaringen heeft afgelegd. Dat eiser uit angst om naar Syrië te worden teruggestuurd onjuiste gegevens heeft verstrekt, is geen verschoonbare reden om niet eerder de waarheid te spreken. Het huidige asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen: de herkomst en etniciteit van eiser en dat eiser stelt te zijn verwesterd. Verweerder heeft de beide relevante elementen ongeloofwaardig geacht.
1. AWB 11/8372
2 AWB 12/37896
4. De door eiser overgelegde documenten kunnen verder volgens verweerder niet worden aangemerkt als nieuw gebleken feiten of omstandigheden. Over de verklaring van geboorte en de nationaliteitsverklaring wordt door Bureau Documenten geen uitspraak gedaan ten aanzien van de echtheid, opmaak, afgifte en inhoud van de documenten, gelet op intern bekende informatie. Het paspoort van eiser is echt bevonden. Ook de identiteitskaart is echt bevonden, maar er kan geen uitspraak worden gedaan over de opmaak en de afgifte. Maar omdat volgens eiser de identiteitskaart en het paspoort zijn afgegeven op basis van eigen verklaringen, kan hieraan volgens verweerder niet de door eiser gewenste waarde worden gehecht. Ook heeft eiser volgens verweerder met deze stukken nog niet aannemelijk gemaakt dat eiser in [geboorteplaats] is getogen of wat zijn herkomstgebied is. De documenten van de UNHCR inzake de zus en echtgenote van eiser zijn volgens verweerder geen nieuwe feiten of omstandigheden die af kunnen doen aan het eerdere besluit, omdat de gestelde herkomst en etniciteit van eiser daar niet uit kan worden afgeleid. De verklaring van de Somalische Banadiri Vereniging Nederland en de overige verklaringen van derden zijn niet afkomstig van een objectieve en verifieerbare bron. Ook de verklaringen van eiser dat hij eerder is vertrokken uit Somalië dan hij in eerste instantie had verklaard maken niet dat hij zijn herkomst of etniciteit aannemelijk heeft gemaakt, omdat uit de door eiser overgelegde documenten niet blijkt of en hoe lang eiser in Zuid-Somalië zou hebben gewoond en dat Zuid-Somalië dus als het herkomstgebied van eiser zou moeten worden aangemerkt. Volgens verweerder is de enkele verklaring dat eiser eerder niet de waarheid heeft verteld, niet afdoende om zijn gestelde herkomst en etniciteit nu wel geloofwaardig te achten.
Het relevante element herkomst en etniciteit
5. Eiser betwist dat hij met zijn verklaringen bij deze asielaanvraag zijn asielrelaas niet aannemelijk heeft gemaakt en dat hij hierover kennelijk tegenstrijdige dan wel valse verklaringen heeft afgelegd. Hij heeft zijn werkelijke vluchtrelaas met een groot aantal stukken onderbouwd. Verweerder heeft deze documenten onvoldoende zorgvuldig beoordeeld. Dat eiser in [geboorteplaats] is geboren, staat met de vermelding in het paspoort vast. Dat de documenten zijn afgegeven op basis van eigen verklaringen en op basis van het onderzoek door de ambassade, is voldoende om de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser aan te tonen. Ten aanzien van de documenten van de UNHCR voert eiser aan dat zijn zus en echtgenote interviews hebben gehad bij de UNHCR en is gebleken dat zij beide behoren tot de Reer Hamar. Verweerder had dit mee moeten wegen. De zus van eiser is via hervestiging door de UNHCR naar Zweden overgebracht, dus haar asielrelaas is geloofwaardig bevonden. Verweerder dient verder alle documenten, ook de verklaringen van derden, te beoordelen in onderlinge samenhang met het relaas van eiser. De overweging van verweerder dat nog niet vast staat of en hoe lang eiser in Zuid-Somalië heeft gewoond, kan niet in stand blijven, aangezien voor de herkomst de geboorteplaats bepalend is. Ten aanzien van de taalanalyse voert eiser aan dat de conclusie dat hij afkomstig is uit de Somalische diaspora, niet Zuid-Somalië passend is, omdat hij jaren in Syrië heeft gewoond. Dat betekent niet dat eiser niet oorspronkelijk uit [geboorteplaats] afkomstig kan zijn. Verweerder heeft gelet hierop dan ook ten onrechte zijn herkomst en etniciteit ongeloofwaardig geacht.
6. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser in de onderhavige asielprocedure zijn herkomst en etniciteit voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Eiser heeft in deze procedure een echt bevonden paspoort overgelegd, waarin staat vermeld dat hij in [geboorteplaats] is geboren. Ook de identiteitskaart die eiser heeft overgelegd is echt bevonden. Dat geen uitspraak kan worden
gedaan over de opmaak en afgifte van deze documenten, betekent niet dat daaraan in zijn geheel geen waarde kan worden gehecht. Aan deze documenten kunnen beperkte waarde worden toegekend en kunnen voor verweerder mogelijk aanleiding geven om aan de betreffende vreemdeling aanvullend onderzoek aan te bieden.3
7. Eiser heeft verder onder andere documenten van de UNHCR van zijn zus overgelegd. Verweerder heeft hierover ter zitting aangegeven dat niet wordt betwist dat de stukken betrekking hebben op de zus van eiser. Uit de registratie bij de UNHCR volgt dat de zus van eiser op 15 mei 2017 in Egypte een vluchtelingenstatus heeft gekregen. Daarin staat verder vermeld dat zij tot de stam Reer Hamar behoort en dat ze in [geboorteplaats] is geboren. Ze heeft de vluchtelingenstatus gekregen omdat ze behoort tot Reer Hamar en omdat ze een vrouw is zonder effectieve bescherming afkomstig uit Zuid-Somalië. Onder het kopje familieleden staat eiser bij naam als broer vermeld. Bij de samenvatting van het asielrelaas staat dat de zus van eiser toen zij net was geboren in [geboorteplaats] met haar moeder en twee broers is verhuisd naar Syrië. Ook is daarin opgenomen dat haar vader een parfumwinkel had en is vermoord door een onbekende groepering. Verder blijkt uit het stuk dat eiser in 2009 is gesmokkeld naar Nederland en dat de vrouw van eiser bij zijn familie achterbleef. De zus van eiser en zijn vrouw zijn uit Syrië gevlucht nadat de situatie daar verslechterde. Onder het kopje geloofwaardigheid staat dat het asielverzoek van de zus van eiser samenhangend en aannemelijk is en niet tegenstrijdig met de algemeen bekende feiten. Gelet op wat er in de stukken staat en het feit dat niet wordt betwist dat deze stukken betrekking hebben op de zus van eiser, wordt de redenering van verweerder dat hieruit de gestelde herkomst en etniciteit van eiser niet kan worden afgeleid zonder nadere motivering niet gevolgd. Het gaat hier om twee onafhankelijk van elkaar afgelegde verklaringen die nauw op elkaar aansluiten.
8. De rechtbank overweegt verder dat de stukken van de UNHCR de verklaringen van eiser in de onderhavige procedure dat hij een tijd in Syrië heeft gewoond bevestigen. Dat eiser een tijd in Syrië heeft gewoond, sluit ook aan op de conclusie uit de taalanalyse van 14 december 2009. Hieruit blijkt dat eiser een vorm van Zuid-Somalisch spreekt, maar meer Arabische leenwoorden gebruikt dan gebruikelijk in Zuid-Somalische dialecten. De conclusie van de taalanalyse is dat eiser behoort tot de Somalische diaspora. In de taalanalyse is verder opgenomen dat de door eiser gestelde levensloop geen verklaring biedt voor de aanwezigheid van de Arabische leenwoorden. De verklaringen van eiser in deze procedure, die worden ondersteund met de documenten van de UNHCR en een verklaring van een oud buurvrouw van eiser, verklaren de aanwezigheid van Arabische leenwoorden in het taalgebruik van eiser. De rechtbank volgt dan ook niet het standpunt van verweerder dat niet wordt gevolgd dat eiser in Syrië heeft gewoond, omdat hij dit niet met documenten heeft onderbouwd. Bovendien spreekt eiser blijkens de taalanalyse een vorm van Zuid- Somalisch waaruit kan worden opgemaakt dat hij daar heeft gewoond.
9. Verder is van belang dat de verklaringen van derden die eiser heeft overgelegd weliswaar geen objectieve en verifieerbare bronnen zijn, maar dat deze wel kunnen dienen ter ondersteuning van de verklaringen van eiser.4 Verweerder kon hieraan dus niet voorbijgaan alleen omdat deze verklaringen afkomstig zijn uit een niet objectieve bron.
3 Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), 24 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3117
4 ABRvS, 12 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1885
10. De rechtbank merkt tot slot op dat het feit dat eiser in de onderhavige procedure anders heeft verklaard dan tijdens de eerdere asielaanvragen afdoet aan zijn geloofwaardigheid. Dit betekent echter niet dat op grond hiervan de asielaanvraag van eiser op voorhand dient te worden afgewezen als kennelijk ongegrond. In het geval van eiser is daarbij van belang dat hij thans wel documenten heeft overgelegd die zijn verklaringen in deze procedure ondersteunen. Eiser heeft er terecht op gewezen dat verweerder alle door hem overgelegde documenten in onderlinge samenhang dient te beoordelen. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder ten onrechte onvoldoende en niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom geen waarde wordt gehecht aan de door eiser overgelegde documenten. Deze beroepsgrond slaagt.
Het relevante element eiser stelt te zijn verwesterd
11. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte zijn verwestering ongeloofwaardig heeft geacht. Vanwege zijn lange verblijf in Nederland en daarvoor in Syrië, loopt hij een risico in Somalië omdat hij is verwesterd. Na 24 jaar afwezigheid zal het merkbaar, zichtbaar en hoorbaar zijn dat eiser lange tijd in het buitenland heeft verbleven. Zijn verblijf in Europa zal te merken zijn aan zijn houding, gedrag en denkbeelden. Eiser verwijst hierbij naar een brief van 10 juni 2020 van een medewerker van Vluchtelingenwerk. Hieruit blijkt dat hij zich moeilijk zelfstandig kan redden en veel zaken niet goed begrijpt, bijvoorbeeld de vragen in de vragenlijst verwestering. Het zal daarom voor eiser moeilijk zijn om te verbergen dat hij terugkeert uit Nederland.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit terecht heeft meegewogen dat niet is gebleken dat bij eiser sprake is van verwestering als uitingsvorm van godsdienstige of politieke overtuiging. Verweerder heeft verder uitgebreid gemotiveerd waarom niet wordt gevolgd dat eiser persoonlijke uiterst moeilijk of nagenoeg onmogelijk te veranderen kenmerken heeft ontwikkeld die ook niet verborgen kunnen worden gehouden. Verweerder heeft verder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid kunnen meewegen dat eiser erg oppervlakkig is over wat maakt dat hij is verwesterd of wat er bij hem is veranderd. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank ook in beroep niet aannemelijk gemaakt dat hij is verwesterd op een manier dat het voor hem een gevaar oplevert in Somalië. Het enkele gegeven dat hij al een lange tijd in Nederland verblijft en een ruime tijd buiten Somalië verblijft is daarvoor onvoldoende. Dat eiser zaken niet goed begrijpt en daardoor moeilijk kan verbergen dat hij terugkeert uit Nederland, maakt dit niet anders, aangezien niet is gebleken dat sprake is van een vergaande mate van verwestering. Gelet op het voorgaande heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd waarom verwestering niet in de weg staat aan terugkeer naar Somalië. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
13. De aanvraag van eiser is ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder een nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling moet maken ten aanzien van de herkomst en etniciteit van eiser. De rechtbank laat verder daarom de overige beroepsgronden die zien op de situatie in Zuid-Somalië onbesproken. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van twaalf weken.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 534,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
23 juni 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.