In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 3 februari 2021, wordt het beroep van eiser behandeld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, waarop de rechtbank in een eerdere uitspraak van 25 september 2020 had bepaald dat verweerder binnen twee weken opnieuw moest beslissen. Eiser stelt dat verweerder deze termijn heeft overschreden en heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank heeft in overweging genomen dat partijen het erover eens zijn dat verweerder te laat heeft beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet sturen. In dit geval was dat niet nodig, omdat de rechtbank al had bepaald dat verweerder binnen een bepaalde termijn moest beslissen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist en dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 267,-.
De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van verzet binnen zes weken na bekendmaking.