ECLI:NL:RBDHA:2021:16041
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Denemarken voor behandeling van asielverzoek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Drenth, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de asielaanvraag niet in behandeling heeft genomen. De rechtbank heeft de zaak op 6 juli 2021 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde R. Hopman.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris op grond van de Dublinverordening heeft vastgesteld dat Denemarken verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd, waaronder een motiveringsgebrek van het bestreden besluit en het ontbreken van een nadere termijn om te reageren op het voornemen. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom de asielaanvraag niet in behandeling is genomen en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.