ECLI:NL:RBDHA:2021:16050
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die een asielaanvraag had ingediend op 13 april 2021, is op 8 mei 2021 vertrokken met onbekende bestemming (MOB). De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag van eiser op 3 juni 2021 buiten behandeling gesteld, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door eiser. Tijdens de zitting op 28 juni 2021 is eiser, samen met zijn gemachtigde, niet verschenen. De rechtbank heeft de zaak behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen procesbelang meer had. De rechtbank oordeelde dat eiser zelf had gekozen om te vertrekken en dat er geen aanwijzingen waren dat hij niet uit eigen beweging was vertrokken. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de Staatssecretaris heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de Opvangrichtlijn. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat de informatie van Stichting Nidos en het Centraal orgaan opvang asielzoekers (Coa) betrouwbaar was. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, 28 juni 2021, door rechter M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier L.M. Janssens - Kleijn.