ECLI:NL:RBDHA:2021:16056

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
21/1040
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2021, betreft het een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekers, die in beroep zijn gegaan tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 19 januari 2021 nam de verweerder een besluit waartegen verzoekers in beroep gingen. Op 27 mei 2021 werd door de verweerder medegedeeld dat de bestreden beschikking van 19 januari 2021 was ingetrokken en dat er opnieuw op het bezwaarschrift zou worden beslist. Dit leidde ertoe dat verzoekers hun beroep introkken en een verzoek om vergoeding van proceskosten indienden.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht, een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. De verweerder heeft in zijn brief van 27 mei 2021 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de vergoeding van de proceskosten van verzoekers. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 534,-, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor van 1. Daarnaast moet de verweerder ook het griffierecht aan verzoekers betalen, conform artikel 8:41 Awb.

De rechtbank beslist dat de verweerder in de proceskosten van verzoekers wordt veroordeeld tot een bedrag van € 534,-. Deze uitspraak is gedaan door rechter M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier R.P. Stehouwer, en is op 30 juni 2021 uitgesproken en bekendgemaakt. De uitspraak zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak, binnen een termijn van 6 weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/1040

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2021 in de zaak tussen

[verzoeker 1] , [verzoeker 2] , [verzoeker 3] , [verzoeker 4] en [verzoeker 5] , verzoekers
(gemachtigde: mr. C.J. Ullersma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek om vergoeding van de proceskosten van verzoekers.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 19 januari 2021 een besluit genomen. Verzoekers zijn hiertegen in beroep gegaan. Op 27 mei 2021 heeft verweerder medegedeeld dat de bestreden beschikking van 19 januari 2021 is ingetrokken en dat hij opnieuw op het bezwaarschrift zal beslissen. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekers wilden.
Verzoekers hebben daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor hun proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht).
3. Verweerder heeft in zijn brief van 27 mei 2021 aangegeven dat hij er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoekers te betalen.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekers die verweerder moet betalen vast op € 534,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekers betalen (artikel 8:41 Awb).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 534,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.P. Stehouwer, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
30 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
- de griffier is verhinderd - de rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen - de uitspraak te ondertekenen -
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.