ECLI:NL:RBDHA:2021:16058

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
NL21.4834
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek zonder kennisgeving

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had op 5 maart 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 26 maart 2021 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar op de zitting op 22 juli 2021 zijn zowel eiser als zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 20 april 2021 met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen bewijs is dat hij zich opnieuw heeft gemeld bij de relevante instanties zoals het COA of de IND. De gemachtigde van eiser heeft aangegeven geen contact meer te hebben gehad met eiser en ook geen kennisgeving van zijn afwezigheid ontvangen.

De rechtbank overweegt dat, gezien het feit dat eiser niet meer bereikbaar is en geen contact heeft onderhouden over de voortgang van de procedure, aangenomen moet worden dat hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Dit leidt tot de conclusie dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank verklaart het beroep derhalve niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.4834
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 22 juli 2021 in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E.H. Bokhorst), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. P.M.W. Jans).

Procesverloop

Bij besluit van 26 maart 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser van 5 maart 2020 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juli 2021. Zowel eiser en zijn gemachtigde, als verweerder zijn, met kennisgeving, niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft de rechtbank op 19 juli 2021 bericht dat eiser met 20 april 2021 met onbekende bestemming is vertrokken en dat niet is gebleken dat eiser zich weer bij het COA, de IND, het AVIM of Dienst Terugkeer en Vertrek heeft gemeld. Op 20 juli 2021 heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd telefonisch aan de griffier van de rechtbank medegedeeld dat hij geen contact meer heeft gehad met eiser. Gemachtigde heeft eiser nog wel per e-mail uitgenodigd voor deze zitting, maar hier heeft eiser ook niet op gereageerd. De gemachtigde geeft aan dat hij ook niet weet waar eiser verblijft. Op 21 juli 2021 heeft de
gemachtigde een bericht in het digitale dossier geplaatst dat hij omdat hij geen contact meer heeft met eiser niet ter zitting zal verschijnen.
3. Nu is gebleken dat eiser op 20 april 2021 met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvang, verweerder, noch zijn gemachtigde weet waar hij verblijft en hij geen contact met zijn gemachtigde heeft onderhouden over de voortgang van de procedure, wordt conform vaste rechtspraak aangenomen dat hij kennelijk geen prijs meer stelt op de aanvankelijk door hem gezochte bescherming hier in Nederland. Aldus heeft eiser, ook volgens vaste rechtspraak1, geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, (ECLI:NL:RVS:2019:579).
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De uitspraak is het openbaar uitgesproken en bekendgemaakt op
22 juli 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.