ECLI:NL:RBDHA:2021:16073

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
NL21.9479
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: beoordeling van claimakkoord en minderjarigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling is genomen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser betwistte dat Italië verantwoordelijk was voor zijn asielverzoek op basis van de Dublinverordening, en voerde aan dat verweerder hem mogelijk verward had met een andere asielzoeker, omdat er een onjuiste foto was meegestuurd in het claimverzoek. Eiser stelde dat dit de juistheid van het claimakkoord in twijfel trok. Daarnaast voerde hij aan dat hij minderjarig was, terwijl verweerder uitging van een meerderjarige leeftijd.

De rechtbank overwoog dat verweerder terecht had mogen uitgaan van de juistheid van het claimakkoord, ondanks de onjuiste foto. De rechtbank oordeelde dat de informatie in het claimverzoek voldoende was voor identificatie door de Italiaanse autoriteiten. Wat betreft de leeftijd van eiser, concludeerde de rechtbank dat verweerder op basis van de leeftijdsschouw en de registratie in Italië kon concluderen dat eiser meerderjarig was. Eiser had niet aangetoond dat de registratie in Italië onjuist was, en de rechtbank vond geen reden om aan de juistheid van de schouw te twijfelen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.9479
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: R. Hopman).

Procesverloop

In het besluit van 15 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL21.9480, op 6 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. Volgens verweerder is Italië op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk voor de behandeling van eisers asielverzoek. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser op illegale wijze Europa is binnengekomen via Italië.
2. Eiser is het hier niet mee eens. Allereerst voert eiser aan dat verweerder hem mogelijk verward met een andere asielzoeker, omdat in het claimverzoek aan de Italiaanse autoriteiten van 17 februari 2021 een foto van iemand anders is meegestuurd. Eiser twijfelt er daarom aan of verweerder wel uitgaat van informatie die op hem betrekking heeft. Verder stelt eiser dat vanwege de onjuiste foto geen sprake is van een goed tot stand gekomen claimakkoord.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft mogen uitgaan van de juistheid van het claimakkoord. Verweerder heeft op de zitting erkend dat het claimverzoek aan de Italiaanse autoriteiten niet een foto van eiser bevat, maar van iemand anders. Volgens
verweerder heeft alle andere informatie in het claimverzoek wél betrekking op eiser. Daarnaast heeft verweerder toegelicht dat in het claimverzoek melding wordt gemaakt van een eerder informatieverzoek (inclusief een foto van eiser) van verweerder aan de Italiaanse autoriteiten en de resultaten hiervan. Gelet op deze toelichting van verweerder komt de rechtbank tot de conclusie dat het claimverzoek voldoende informatie bevat voor de Italiaanse autoriteiten om eiser te kunnen identificeren. Het v-nummer, het referentienummer in Italië, het Eurodac-resultaat en de kopie van de vingerafdrukken hebben betrekking op eiser. Dat er een foto van iemand anders met het claimverzoek is meegestuurd is slordig, maar leidt niet tot de conclusie dat op basis van het claimverzoek geen goed claimakkoord kan ontstaan. Bovendien moet ervan uit worden gegaan dat als de Italiaanse autoriteiten het claimverzoek niet goed konden beoordelen vanwege het ontbreken van een juiste foto van eiser, zij dit aan verweerder kenbaar hadden gemaakt. Gelet op het voorgaande is er dan ook geen aanleiding om te oordelen dat er geen fictief claimakkoord is ontstaan vanwege het bijvoegen van de foto van een andere persoon. Verder ziet de rechtbank in de handelwijze van verweerder niet dat eiser hierdoor in zijn belangen is geschaad. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Verder voert eiser aan dat hij minderjarig is en verweerder ten onrechte uitgaat van een meerderjarige leeftijd. Hij stelt dat niet kan worden uitgegaan van de schouw die de medewerkers van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) hebben verricht. Volgens eiser is niet duidelijk of zij de opleiding 'leeftijdsbepalen in de aanmeldfase en het vervolg asielproces' hebben gevolgd en afgerond, zoals in de Werkinstructie staat omschreven. Verder voert eiser aan dat de bevindingen en observaties van de medewerkers die de schouw hebben verricht, niet de conclusie rechtvaardigen dat eiser meerderjarig is. Verder voert eiser aan dat verweerder niet kan uitgaan van de in Italië geregistreerde leeftijd. Volgens eiser worden er in Italië veel fouten gemaakt bij de registratie van de leeftijd. Daarvoor verwijst hij naar het AIDA-rapport van 28 februari 2017 en het onderzoeksrapport van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) van 30 november 20201. Verder verwijst eiser naar de door hem ingebrachte doopakte waaruit volgens hem volgt dat hij minderjarig is.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen concluderen dat eiser meerderjarig is. Deze conclusie heeft verweerder kunnen baseren op zijn eigen onderzoek (de leeftijdsschouw) en de registratie van eiser als meerderjarige in Italië.
6.1.
Over de door verweerder verrichte schouw merkt de rechtbank op dat verweerder in het bestreden besluit heeft vermeld dat de desbetreffende medewerker die de schouw heeft uitgevoerd de opleiding 'leeftijdsbepalen in de aanmeldfase en het vervolg asielproces' heeft gevolgd en afgerond. Dit heeft verweerder op de zitting herhaald. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid hiervan te twijfelen. Dat de schouw door een niet daarvoor opgeleide medewerker zou zijn verricht, is niet gebleken. Het is de rechtbank verder niet gebleken dat de inhoud en conclusies van de schouw niet juist zouden zijn. Verweerder heeft mogen uitgaan van de hierin opgenomen lichamelijke kenmerken, zoals dat eiser een duidelijk zichtbare adamsappel heeft, stoppels en een snor. Dat eiser dit zelf anders ziet, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat de inhoud van het rapport niet juist is en dat verweerder zich hierop niet zou mogen baseren. Daar komt bij dat de
1 Signalering ‘Nadeel van de twijfel. Leeftijdsbepaling amv’s en leeftijdsregistratie als meerderjarige
in EU-lidstaat van eerder verblijf’.
conclusie dat er twijfel bestaat over de door eiser opgegeven minderjarige leeftijd niet alleen is gebaseerd op zijn lichamelijke kenmerken, maar ook op zijn gedrag. Zo is geconstateerd dat eiser nerveus lijkt te worden zodra hem vragen worden gesteld over zijn leeftijd.
6.2.
Na de uitkomst van de schouw en de Eurodac-treffer, heeft verweerder navraag gedaan bij de Italiaanse autoriteiten. Hij heeft vernomen dat eiser bij binnenkomst in Italië is geregistreerd met de geboortedatum [geboortedatum] 2000, welke is gebaseerd op eisers eigen verklaringen. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel is verweerder in beginsel terecht ervan uitgegaan dat die registratie zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat deze in Italië geregistreerde geboortedatum onjuist is. Hierin is eiser niet geslaagd. Uit de door eiser aangehaalde rapporten volgt dat het voorkomt dat de leeftijdsregistratie in Italië soms chaotisch verloopt en niet altijd juist is. Dat betekent echter niet dat dit de algemene gang van zaken is in Italië en dit stelselmatig gebeurt. Dit concludeert de ACVZ ook in haar rapport. Zij concludeert dat het door haar verrichte onderzoek te beperkt is geweest om de algemene conclusie te kunnen trekken dat er sprake is van een systematisch verkeerde registratie van persoonsgegeven in Italië2. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat in Italië fouten zijn gemaakt toen zijn leeftijd werd geregistreerd. De door eiser ingediende doopakte maakt dit niet anders. Dit is namelijk niet een door de Eritrese autoriteiten afgegeven identificerend document. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in bewijsnood verkeert. Verweerder heeft daarom terecht geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de in Italië geregistreerde geboortedatum. In dit verband verwijst de rechtbank naar twee uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State3. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Tot slot voert eiser aan dat verweerder ten onrechte in het bestreden besluit stelt dat hij geen asielzoeker is, maar een (economische) migrant. Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat eiser wel wordt gezien als asielzoeker en zijn aanvraag ook zo is beoordeeld. Voor zover in het bestreden besluit de indruk is gewekt dat eiser een economische migrant is, heeft verweerder ter zitting hiervan afstand gedaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om hier gevolgen aan te verbinden. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
2 Zie pagina 25 van het rapport.
3 De uitspraken van 11 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1165) en 2 september 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2984).
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
08 juli 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. L.M. Reijnierse S. Westerhof
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.