ECLI:NL:RBDHA:2021:16074
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na uitspraak in bodemprocedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een asielaanvraag had ingediend, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. In het bestreden besluit van 15 juni 2021 was de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar verscheen niet op de zitting op 6 juli 2021, waar de zaak samen met een andere zaak (NL21.9479) werd behandeld. Verweerder was wel vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter overwoog dat in de uitspraak van dezelfde dag in de andere zaak (NL21.9479) al een beslissing was genomen op het beroep van verzoeker. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier mr. S. Westerhof. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.