ECLI:NL:RBDHA:2021:16075

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
NL21.9583
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na uitspraak in bodemprocedure

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door een verzoeker wiens asielaanvraag niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit dateert van 3 juli 2020. De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 6 juli 2021 is de zaak behandeld, maar de verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen, terwijl de verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen.

De voorzieningenrechter heeft in een eerdere uitspraak, zaaknummer NL21.9582, op het beroep van de verzoeker beslist. Aangezien er inmiddels een uitspraak in de bodemprocedure is gedaan, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.9583
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H. Drenth), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: R. Hopman).

Procesverloop

In het besluit van 3 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaak NL21.9582, op 6 juli 2021 op zitting behandeld. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In de uitspraak van vandaag, zaaknummer NL21.9582, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Westerhof, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
09 juli 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. L.M. Reijnierse S. Westerhof
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.