ECLI:NL:RBDHA:2021:16075
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na uitspraak in bodemprocedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door een verzoeker wiens asielaanvraag niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit dateert van 3 juli 2020. De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 6 juli 2021 is de zaak behandeld, maar de verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen, terwijl de verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen.
De voorzieningenrechter heeft in een eerdere uitspraak, zaaknummer NL21.9582, op het beroep van de verzoeker beslist. Aangezien er inmiddels een uitspraak in de bodemprocedure is gedaan, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.