ECLI:NL:RBDHA:2021:16090
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2021 uitspraak gedaan in het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoekster die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 18 juni 2021, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Verzoekster, die stelt Somalische nationaliteit te hebben en geboren te zijn in 2003, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 juli 2021 behandeld tijdens een hybride zitting, waarbij verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde, mr. C.M. Suurmeijer-Wawoe, en een tolk, S. Mahed. De vertegenwoordiger van de verweerder was ook aanwezig. Tijdens de zitting is de zaak NL21.10016 behandeld, die samenhangt met het verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de zaak NL21.10016, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom is het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Zwijnenberg, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.