4.4.Eiseres voert ten slotte aan dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid en
onvoldoende is gemotiveerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Actief uitdragen van de afvalligheid
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder de asielaanvraag van eiseres aan het juiste beleid, dat is WBV 2019/12 zoals dat gold ten tijde van het besluit, heeft getoetst. In asielzaken geldt het onmiddellijkheidsbeginsel. De stelling van eiseres dat WBV 2017/7 had moeten worden toegepast, omdat dat gold ten tijde van de aanvraag, slaagt dan ook niet.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich onvoldoende deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres haar afvalligheid niet actief heeft uitgedragen/uitdraagt en daardoor geen problemen zal ondervinden bij terugkeer naar Iran. Eiseres heeft onder meer verklaard dat zij buitenshuis een hoofddoek droeg en ook dat zij een vriendin heeft gewaarschuwd om niet mee te doen aan een (vrouwen)beweging waarbij vrouwen als protest hun hoofddoeken publiekelijk afdeden uit angst voor de autoriteiten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij zijn besluitvorming ten onrechte niet heeft betrokken dat de afvalligheid niet dan wel slechts terughoudend werd uitgedragen, omdat eiseres niet in de problemen wilde komen met de autoriteiten, ook al vond zij het dragen van een hijah een vernedering. Verweerder heeft verder de andere verklaringen van eiseres over haar ‘actieve afvalligheid’ onvoldoende meegewogen, (o.m. dat zij sprak met haar ouders en met mensen die zij ontmoette (zoals [B]).
De rechtbank stelt verder vast dat eiseres heeft verklaard dat zij niet meer wil zwijgen, haar gevoel moet uiten en daarmee bij terugkeer door zal gaan. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat niet verlangd kan worden dat eiseres zich terughoudend opstelt bij terugkeer naar Iran.
Het lag op verweerders weg om naar aanleiding van haar verklaringen eiseres verder te bevragen naar haar specifieke situatie en de mogelijke gevolgen voor haar van afvalligheid (zonder terughoudendheid). Dat dit op verweerders weg ligt blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de vragen die de hoogste bestuursrechter op 31 mei 2021 aan verweerder heeft gesteld over afvalligheid en atheïsme. De bestuursrechter stelt daarbij specifieke vragen over de positie van niet- praktiserende moslims in Iran, de gevolgen van het niet (meer) geloven in de islam in Iran en welke factoren het risico op problemen vergroten.De beroepsgrond slaagt.
7. Gelet op het vorenstaande is het besluit met betrekking tot de aangevoerde afvalligheid onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende deugdelijk gemotiveerd.
Atheïstische levensovertuiging
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder verder onvoldoende deugdelijk gemotiveerd dat de verklaringen van eiseres over haar atheïstische levensovertuiging ongeloofwaardig en/of onvoldoende zijn. Eiseres heeft onder meer verklaard dat zij boeken las van Dawkins en Darwin, met theorieën die gebaseerd zijn op de wetenschap, zij vond dit interessant en is zich hierin gaan verdiepen. Eiseres heeft verklaard dat het de bedoeling was om met alle vergaarde kennis tot de waarheid te komen. Zo heeft zij ontdekt waar de vrouwenonderdrukking in Iran vandaan was gekomen. Eiseres heeft ook verklaard dat zij zichzelf ziet als een humanistische atheïst. Zij is ervan overtuigd dat het leven gebaseerd is op rede en menselijkheid. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom uit deze verklaringen onvoldoende blijkt dat eiseres voldoende kennis heeft van de kern van het atheïsme. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank het feit dat uit paragraaf 3.3.1 van de Werkinstructie (WI) 2019/18 volgt dat van eiseres ‘geen verdere inhoudelijke kennis’ van het atheïsme kan worden verwacht.
9. Nu verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat
de bekering van eiseres ongeloofwaardig is, is ook het standpunt dat eiseres bij terugkeer naar Iran geen gegronde vrees voor vervolging dan wel een reëel risico op ernstige schade heeft te duchten vanwege dit asielmotief, gebrekkig gemotiveerd. Dit alles levert een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek op. Ook deze beroepsgrond slaagt.
10. Gelet op het voorstaande behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.
11. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, omdat het
besluit onzorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd.Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken. De termijn gaat lopen zodra deze uitspraak is verzonden.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).