ECLI:NL:RBDHA:2021:16099
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. A.K.E. van den Heuvel, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. C.H.H.P.M. Kelderman, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser stelde dat Spanje zijn internationale verplichtingen structureel schond, waardoor het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer zou gelden. De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld op 29 juni 2021, waarbij eiser zijn standpunten heeft toegelicht.
De rechtbank overwoog dat verweerder in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten opzichte van Spanje, en dat het aan eiser was om aan te tonen dat dit in zijn geval niet mocht. Eiser is hierin niet geslaagd, aangezien hij geen documenten heeft overgelegd die structurele gebreken in het Spaanse asiel- en opvangsysteem aantonen. De rechtbank concludeerde dat de Spaanse autoriteiten met het claimakkoord garandeerden dat de asielaanvraag van eiser in behandeling zou worden genomen. Eiser's vrees voor uitzetting zonder behandeling van zijn aanvraag werd niet gevolgd door de rechtbank, die oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Spanje geen toegang tot opvang of andere voorzieningen zou krijgen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. T.R. Oosterhoff-Vos, griffier, en werd bekendgemaakt op 6 juli 2021.