Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[minderjarige 2],V-nummer: [V-nummer] en
[minderjarige 3], V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. M. Demirtas),
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een alleenstaande moeder, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens de Dublinverordening verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat zij kwetsbaar was en niet mocht worden overgedragen aan Duitsland vanwege de slechte omstandigheden daar en haar persoonlijke situatie.
De rechtbank heeft de zaak op 29 juni 2021 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank overwoog dat de Duitse autoriteiten hadden ingestemd met de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag en dat eiseres niet had aangetoond dat de omstandigheden in Duitsland zodanig waren dat zij niet kon worden overgedragen. Eiseres had geen bewijs geleverd van structurele gebreken in het Duitse asiel- en opvangsysteem en haar verwijzing naar het arrest Tarakhel werd niet gevolgd, omdat zij niet had onderbouwd dat de situatie in Duitsland vergelijkbaar was met die in Italië.
De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag niet in behandeling genomen hoefde te worden en dat de omstandigheden van eiseres niet zo bijzonder waren dat een uitzondering op de Dublinverordening gerechtvaardigd was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, en bekendgemaakt op 6 juli 2021.