ECLI:NL:RBDHA:2021:16138

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2021
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
NL21.9667
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Hondurese eiser wegens gebrek aan reëel risico op ernstige schade bij terugkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Hondurese nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R. Akkaya. De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld, waarbij ook een tolk aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig waren, maar dat er geen aannemelijke vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade bestond bij terugkeer naar Honduras. Eiser had aangevoerd dat hij slachtoffer kon worden van bendeleden en dat zijn stiefzoon ook slachtoffer was geworden. De rechtbank concludeerde echter dat de enkele mogelijkheid van ernstige schade onvoldoende was om een reëel risico aan te nemen. Eiser had bovendien na het overlijden van zijn stiefzoon nog twee jaar zonder problemen in Honduras verbleven.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees partijen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 15 juli 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amersfoort Bestuursrecht zaaknummer: NL21.9667
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. R. Akkaya),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.9668, op 8 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer D. Grootenboer Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eiser stelt van Hondurese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1972.
3. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Honduras heeft moeten verlaten, omdat hij geen werk kon krijgen. Eiser heeft verder aangegeven dat hij bij
terugkeer vreest voor problemen met bendes en/of de politie. Ook is er een orkaan geweest die veel heeft verwoest.
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- de identiteit, nationaliteit en herkomst.
5. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn geacht, maar dat niet aannemelijk is dat eiser vrees voor vervolgen heeft te duchten of een reëel risico loopt op ernstige schade.
6. De rechtbank stelt vast dat ter zitting is gebleken dat het geschil zich beperkt tot de vraag of eiser een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 EVRM bij terugkeer naar Honduras. Daarbij stelt eiser dat hij in Honduras slachtoffer kan worden van bendeleden en dat hij daarom een groot risico loopt bij terugkeer naar Honduras. Eiser stelt dat zijn stiefzoon hier ook slachtoffer van is geworden en dat hij om het minste of geringste problemen zal ondervinden van bendeleden.
7. Bij toepassing van artikel 3 EVRM moet sprake zijn van een reëel en voorzienbaar risico. De enkele mogelijkheid van ernstige schade is onvoldoende. En dat is wat hier aan de hand is. Eiser heeft zelf verklaard nooit problemen te hebben ondervonden van de bendeleden op grond waarvan een reëel risico op ernstige schade kan worden vastgesteld. Eiser vermoedt dat zijn stiefzoon door toedoen van bendeleden om het leven is gekomen. Dit is onvoldoende om een reëel risico voor eiser aan te nemen. Verweerder heeft ook belangrijk mogen vinden dat eiser na het overlijden van zijn stiefzoon nog twee jaar (zonder onoverkomelijke problemen) in Honduras heeft verbleven.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag kennelijk ongegrond heeft kunnen verklaren, omdat eiser zich te laat heeft gemeld en dat hij hiervoor geen reden heeft gegeven die verschoonbaar is.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2021 door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier.
De uitspraak is in het openbaar uitgesproken en bekendgemaakt op:
15 juli 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.