Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [v-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. L.M. Straver, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. F.F.M. van de Kamp, niet in behandeling genomen, omdat Italië volgens de Dublin-regelgeving verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 juli 2021 behandeld, samen met een andere zaak (NL21.10709). In de uitspraak van diezelfde dag is het beroep van de verzoeker behandeld, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening kwam te vervallen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter, op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten die de verzoeker heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 1.496,-, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Aangezien de verzoeker een toevoeging heeft gekregen, dient de verweerder deze kosten te vergoeden aan de rechtsbijstandverlener. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.