ECLI:NL:RBDHA:2021:1616

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
25 februari 2021
Zaaknummer
NL20.20148
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van eiseres afgewezen wegens ongeloofwaardig asielrelaas en mishandelingen door echtgenoot

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Iraanse vrouw, had een asielaanvraag ingediend op 21 januari 2020, na te zijn ontsnapt aan mishandelingen door haar echtgenoot en negatieve aandacht van de Iraanse autoriteiten. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 19 november 2020 afgewezen, omdat de identiteit en de mishandelingen door de echtgenoot geloofwaardig werden geacht, maar de vrees voor vervolging door de Iraanse autoriteiten niet. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de afwijzing onterecht was, onderbouwd met rapporten van Amnesty International en andere bronnen die de situatie in Iran schetsen. Tijdens de zitting op 28 januari 2021 heeft eiseres haar verhaal toegelicht, bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de gestelde problemen met de Iraanse autoriteiten ongeloofwaardig zijn bevonden. De rechtbank oordeelt dat de mishandelingen door de echtgenoot en de mogelijke gevolgen daarvan onvoldoende zijn meegewogen in de beoordeling van de asielaanvraag. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.20148

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Jansen).

ProcesverloopBij besluit van 19 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2021 in Breda. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen R. Porkoros Jamalabad. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Iraanse nationaliteit .
2. Eiseres heeft op 21 januari 2020 een asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft zij het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres stelt dat zij in de negatieve belangstelling van de Iraanse autoriteiten staat. Op [datum] 2019 is eiseres, rijdende met haar auto op de snelweg, terecht gekomen in een protestmanifestatie. Toen eiseres een agent zag schieten op een gevallen demonstrant, is zij uit haar auto gestapt en heeft zij naar de schietende agent geroepen. Ook heeft zij de andere automobilisten opgeroepen om actie te ondernemen. Eiseres is hierbij gefilmd door een van de aanwezige politieagenten. Op [datum] 2019 kreeg zij van haar voormalige buurvrouw te horen dat het huis van de echtgenoot van eiseres was ingevallen door politieagenten en dat zij op zoek waren naar eiseres. Eiseres is de volgende dag Iran ontvlucht. Daarnaast heeft eiseres aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij is mishandeld en bedreigd door haar echtgenoot. Eiseres heeft een zelfmoordpoging gedaan na de laatste keer dat zij werd mishandeld. De echtgenoot is veroordeeld wegens mishandeling en belediging van eiseres en aan hem is een geldboete van omgerekend 2 á 3 euro opgelegd.
3. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de aanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw. [1] Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Verweerder vindt ook geloofwaardig dat eiseres in Iran is mishandeld door haar echtgenoot. Volgens verweerder loopt eiseres daardoor echter geen reëel risico op ernstige schade. [2] Dat eiseres problemen zou hebben met de Iraanse autoriteiten naar aanleiding van het incident op de snelweg vindt verweerder niet geloofwaardig. Daarbij heeft verweerder overwogen dat de verklaringen over de negatieve aandacht van de autoriteiten afkomstig zijn van derden en dat het gestelde causale verband tussen het incident op de snelweg en de politie-inval speculatief is. Er is ook sprake van een aanzienlijk tijdsverloop tussen het incident en de politie-inval. Verweerder heeft verder tegengeworpen dat eiseres werkzaamheden bleef verrichten na het incident, dat zij haar gestelde overhaaste vertrek naar Nederland niet heeft onderbouwd met stukken, dat eiseres met haar eigen paspoort Iran heeft kunnen uitreizen en dat zij na aankomst in Nederland op 30 december 2019 tot 21 januari 2020 heeft gewacht met het indienen van een asielaanvraag.
4. Eiseres voert daartegen het volgende aan. Eiseres doet een beroep op rapporten van Amnesty International [3] , DIS [4] en Radio Farda [5] waaruit volgt dat de Iraanse autoriteiten nog weken na de protesten in november 2019 mensen hebben gearresteerd. Amnesty International en DIS melden ook dat de Iraanse autoriteiten gebruik maakten van camerabeelden om demonstranten te identificeren en hen vervolgens thuis of op het werk arresteren. Daarnaast wordt verwezen naar een rapport van de FIDH [6] waaruit blijkt dat de doodstraf is opgelegd aan demonstranten die betrokken waren bij de protesten van november 2019. Onder verwijzing naar het rapport van de DIS en het Algemeen Ambtsbericht over Iran van de minister van Buitenlandse Zaken van mei 2017 voert eiseres aan dat het niet bevreemdend is dat de autoriteiten haar geen uitreisverbod hebben opgelegd. Onder verwijzing naar WI 2014/10 heeft verweerder volgens eiseres ten onrechte geen waarde toegekend aan de verklaring van de buurvrouw over de politie-inval. Ook heeft verweerder ten onrechte overwogen dat de psychische toestand van eiseres geen verschoonbare reden vormt voor de niet-onverwijlde asielaanvraag. Ten aanzien van de problemen met de echtgenoot voert eiseres aan dat geen sprake is van effectieve rechtsbescherming tegen de mishandelingen. Onder verwijzing naar diverse artikelen, rapporten en berichten voert eiseres aan dat huiselijk geweld door de autoriteiten wordt gezien als een privéaangelegenheid, dat de echtgenoot bij een veroordeling vanwege huiselijk geweld slechts veroordeeld wordt tot het betalen van bloedgeld en dat van genoegdoening daarom geen sprake is. Verweerder heeft ten onrechte de uitspraak van de familierechter waaruit blijkt dat eiseres moet voldoen aan haar gehoorzaamheidsplicht niet betrokken bij het bestreden besluit. Verder heeft verweerder ten onrechte niets gedaan met het feit dat de familieleden van de echtgenoot van eiseres behoren tot de Sepah. Tot slot heeft eiseres in beroep een door haar echtgenoot gedane aangifte van overspel overgelegd. Overspelige vrouwen kunnen door de autoriteiten worden bestraft met de doodstraf dan wel slachtoffer worden van een eerwraakmoord.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Mishandelingen door echtgenoot
5. Verweerder heeft geloofwaardig bevonden dat eiseres is mishandeld door haar echtgenoot. In geschil is of verweerder de te verwachten problemen met haar echtgenoot terecht onvoldoende zwaarwegend heeft bevonden voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel.
6. Uit de verklaringen van eiseres volgt dat zij ernstig is mishandeld door haar echtgenoot. De fysieke en psychologische gevolgen daarvan zijn onderbouwd met medische verklaringen. [7] Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt dat aan haar een uitreisverbod is opgelegd door haar echtgenoot en dat een rechter dit vervolgens op verzoek van eiseres ongedaan heeft gemaakt. Ook heeft eiseres een vonnis overgelegd van de strafrechtbank van [datum] 2019 waaruit blijkt dat haar echtgenoot wegens belediging en mishandeling van eiseres is veroordeeld tot het betalen van
diyaoftewel bloedgeld. Eiseres heeft verder een uitspraak van de familierechter van [datum] 2020 overgelegd waarin staat dat eiseres moet voldoen aan haar gehoorzaamheidsplicht en dat zij veroordeeld wordt tot het terugkeren naar haar huwelijksleven en het gehoorzamen aan de huwelijksverplichtingen. Tot slot heeft eiseres in beroep een aangifte overgelegd, gedateerd [datum] 2020, waaruit blijkt dat de echtgenoot van eiseres verzoekt om vervolging en bestraffing van eiseres wegens het plegen van overspel.
7. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat eiseres zich na terugkeer in Iran op adequate wijze zal kunnen verweren tegen de bemoeienis van haar echtgenoot. Verweerder heeft erop gewezen dat eiseres zich heeft kunnen onttrekken aan de mishandelingen en gerechtelijke procedures heeft gevoerd om genoegdoening te krijgen, zij het dat deze procedures niet het door eiseres gewenste resultaat hebben opgeleverd. Naar het oordeel van de rechtbank geeft verweerder daarmee onvoldoende blijk van de context waarbinnen het relaas van eiseres zich afspeelt. Daarbij is van belang dat in Iran de echtgenoot op verschillende vlakken zeggenschap heeft over zijn echtgenote, bijvoorbeeld in het geval dat de echtgenote een echtscheiding wilt aanvragen. [8] Uit de door eiseres overgelegde uitspraken van Iraanse rechtbanken blijkt dat mishandelingen gepleegd door een echtgenoot slechts mild worden bestraft. Daar komt bij dat eiseres in beroep een tegen haar ingediende aangifte van overspel heeft overgelegd. Uit het door eiseres overgelegde artikel 225 van het Islamitisch Wetboek van Strafrecht volgt dat overspel kan worden bestraft met steniging. Hoewel uit de informatie van verweerder blijkt dat steniging als bestraffing van overspel tegenwoordig veelal niet meer wordt uitgevoerd, kan daaruit niet worden afgeleid dat de andere in artikel 225 genoemde strafmodaliteiten (executie of 100 zweepslagen) niet worden toegepast. Daarmee bestaat nog steeds een reëel risico op schending van artikel 2 of 3 van het EVRM [9] of artikel 2 of 4 van het Handvest. [10]
8. Dat de mishandelingen door de echtgenoot en de nog van deze echtgenoot te verwachten problemen, waarbij ook de in beroep overgelegde aangifte wegens overspel in aanmerking wordt genomen, onvoldoende zwaarwegend zouden zijn om te leiden tot een reëel risico op ernstige schade, heeft verweerder dan ook onvoldoende gemotiveerd. Het beroep is reeds hierom gegrond.
Incident op de snelweg
9. Volledigheidshalve toetst de rechtbank ook de geloofwaardigheidsbeoordeling van de gestelde problemen met de Iraanse autoriteiten naar aanleiding van het incident op de snelweg.
De rechtbank stelt, mede gelet op het verhandelde ter zitting, vast dat verweerder niet op voorhand uitsluit dat het incident op de snelweg heeft plaatsgevonden en dat eiseres daarbij is gefilmd door een politieagent. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de geloofwaardigheid van dit deel van het relaas in het midden is gelaten.
10. Eiseres heeft ter ondersteuning van haar eigen verklaringen over de gevolgen van het incident een schermafbeelding van een WhatsApp-gesprek met haar zus overgelegd, waarin haar zus bevestigt dat een huiszoeking op [datum] 2019 heeft plaatsgevonden. Verder heeft de zus van eiseres verklaard dat hun vader is ondervraagd door politieagenten, omdat eiseres wordt beschuldigd van leiderschap bij de rellen en een actie tegen de nationale veiligheid. Hoewel de verklaring van de zus van eiseres niet kan worden aangemerkt als een verklaring van een objectieve bron, kan deze verklaring wel dienen ter ondersteuning van het relaas van eiseres.
11. Verder heeft eiseres een beroep gedaan op diverse rapportages ter onderbouwing van de door haar gestelde gevolgen van het incident. Uit de rapportages van Amnesty International, DIS en Radio Farda blijkt dat de arrestaties naar aanleiding van de protesten nog weken na afloop van de protesten hebben plaatsvonden. Verweerder heeft dan ook ten onrechte het tijdsverloop tussen het incident op de snelweg en de politie-inval tegengeworpen. Verweerder heeft ter zitting ook toegegeven dat de rapportages dit onderdeel van het relaas in een ander daglicht hebben geplaatst. Nu ten onrechte het tijdsverloop tussen het incident en de inval is tegengeworpen, is eveneens ten onrechte tegengeworpen dat eiseres in de tussenliggende periode geen problemen heeft ondervonden van de Iraanse autoriteiten. Het is op basis van de overgelegde informatie immers mogelijk dat eiseres pas na enkele weken werd gezocht door de politie. Verder blijkt uit de door eiseres overgelegde informatie van Amnesty International en FIDH dat de Iraanse autoriteiten streng optreden tegen de demonstranten. Zo wordt melding gemaakt van lijfstraffen en het opleggen van de doodstraf. Verweerder heeft dit niet betwist.
12. Gelet op het bovenstaande, mede in het licht van artikel 31, zesde lid, van de Vw, heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de gestelde gevolgen van het incident op de snelweg ongeloofwaardig zijn bevonden.

Conclusie

13. Het bestreden besluit is in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. [11] Het beroep is gegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit op de asielaanvraag van eiseres te nemen met
inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.068
(duizendachtenzestig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
3.Rapport van september 2020 (
4.Rapport van juli 2020 (
5.Bericht van 18 december 2019 (
6.Rapport van oktober 2020 (
7.Verklaring van [datum] 2018 met een beschrijving van de mishandelingen, verklaring van [datum] 2019 over opname op de afdeling Spoedeisende hulp, verklaring van [datum] 2019 met een beschrijving van de mishandelingen.
8.Algemeen Ambtsbericht over Iran van de minister van Buitenlandse zaken van mei 2017, p. 50.
9.Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
10.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
11.Algemene wet bestuursrecht.