ECLI:NL:RBDHA:2021:16179

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
c/09/622667
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling in het kader van de Wet zorg en dwang

Op 24 december 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 2003. Het verzoek was ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 21 december 2021, met als doel een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling te verkrijgen op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, die op dat moment in een accommodatie verbleef, was niet in staat om gehoord te worden tijdens de zitting vanwege het ontbreken van een gebarentolk. De advocaat van de cliënt heeft aangegeven dat zij het niet eens was met het verzoek en terug wilde naar Philadelphia. De rechtbank heeft vastgesteld dat het essentieel is om de cliënt te horen voordat er een beslissing kan worden genomen over de vrijheidsbeperkende maatregel. Ondanks de inspanningen van de rechtbank om een gebarentolk te regelen, was er geen beschikbaar, wat leidde tot de conclusie dat de cliënt niet gehoord kon worden. Gezien de wettelijke verplichting om de cliënt te horen en de uiterste beslisdatum, heeft de rechtbank besloten het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling af te wijzen. De beschikking is gegeven door mr. B. Martinez-Hammer, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 december 2021. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 januari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/622667 / FA RK 21-8638
Datum beschikking: 24 december 2021

Afwijzing machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling

Beschikkingnaar aanleiding van het op 21 december 2021 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:
[de vrouw] ,
hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats]
advocaat: mr. J.B. Peters te Zoetermeer.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 21 december 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente Zoetermeer van
20 december 2021 tot inbewaringstelling;
- de op 20 december 2021 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts 1] die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was;
- een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
25 mei 2021.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 december 2021.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig via Teams (beeldverbinding) gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- de advocaat;
- de [arts 2]
- de [gedragsdeskundige]
- de [manager]
- de [verzorgende] , in aanwezigheid van cliënt.
Opgeroepen maar niet verschenen is een gebarentolk voor cliënt. Cliënt was derhalve wel aanwezig bij de mondelinge behandeling maar vanwege de afwezigheid van een gebarentolk was het niet mogelijk om haar te horen en heeft zij niet kunnen deelnemen aan de behandeling.

Standpunten ter zitting

De advocaat heeft meegedeeld dat hij eerder met behulp van een gebarentolk met cliënt heeft gesproken en dat zij toen heeft aangegeven het niet eens te zijn met het verzoek en terug te willen naar Philadelphia. Het is van belang dat zij vandaag gehoord wordt om duidelijk te krijgen of dit nog steeds haar standpunt is. Cliënt wil ook graag gehoord worden, het is dan ook in strijd met de goede rechtsorde om nu te beslissen op het verzoek. Het valt cliënt niet te verwijten dat er geen gebarentolk aanwezig is; zij is uitdrukkelijk bereid en in staat om te worden gehoord. De raadsman heeft desgevraagd niet ingestemd met aanhouding van (een deel van) het verzoek en evenmin met toewijzing hiervan voor een kortere duur. Hij heeft gewezen op de uiterste beslisdatum en gepleit voor afwijzing van het verzoek.
De arts heeft naar voren gebracht dat er ook vanuit de instelling veel moeite is gedaan om een gebarentolk te regelen maar dat dit uiteindelijk ook niet is gelukt.
De verzorgende heeft meegedeeld dat het niet mogelijk is om middels een kladblok met cliënt te communiceren.

Beoordeling

Ter beoordeling ligt voor een verzoek om voortzetting van de inbewaringstelling op grond van de Wzd. Gelet op het bepaalde in artikel 38, eerste lid, van de Wzd dient de rechtbank voordat zij beslist op dit verzoek de client te horen, tenzij zij vaststelt dat deze niet in staat of niet bereid is zich te doen horen.
De rechtbank heeft voorafgaand aan de zitting via het tolkenbureau van de rechtbank om bijstand van een gebarentolk verzocht. Het tolkenbureau heeft kort voor de zitting aangegeven dat er geen gebarentolk beschikbaar is en dat een aanvraag daartoe ruim van te voren moet worden ingediend.
De rechtbank kan onder de gegeven omstandigheden – namelijk dat cliënt aanwezig is bij de behandeling ter zitting en uitdrukkelijk wenst te worden gehoord – niet anders dan vaststellen dat cliënt bereid en ook in staat is om te worden gehoord, maar dat er door het ontbreken van een gebarentolk geen contact met haar mogelijk is. Dat geen gebarentolk is verschenen kan niet voor rekening en risico komen van cliënt, nu het gaat om een vrijheidsbeperkende maatregel en cliënt het recht heeft om hierover te worden gehoord. Mede gelet op de uiterste beslistermijn zal de rechtbank bij deze stand van zaken, waarbij cliënt niet kan worden gehoord uitsluitend vanwege praktische en organisatorische problemen aan de zijde van de rechtbank terwijl de wet dit horen dwingend voorschrijft voorafgaand aan het nemen van de vrijheidsbeperkende maatregel, het verzoek afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Martinez-Hammer, rechter, bijgestaan door S.A. van Schaik-van Dommelen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 december 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 januari 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.