ECLI:NL:RBDHA:2021:16190

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
NL21.11616
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring van een Braziliaanse eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van een eiser met de Braziliaanse nationaliteit, die in bewaring was gesteld op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 5 juli 2021 was opgelegd en dat deze nog voortduurde. Eiser stelde dat hij rechtmatig verblijf had in Portugal en dat de maatregel van bewaring niet gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eerdere uitspraak van 16 juli 2021, waarin de maatregel van bewaring al was getoetst, nog steeds van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een ander oordeel rechtvaardigden.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat verweerder voldoende voortvarend had gehandeld met betrekking tot de uitzetting van eiser, ondanks dat er een vertraging was opgetreden door een storing in het systeem van het detentiecentrum. De rechtbank oordeelde dat de afwezigheid van een uitnodiging voor de PCR-test niet leidde tot een andere conclusie over de voortvarendheid van verweerder. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.11616
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. V.M. Oliana), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. D. Berben).

Procesverloop

Verweerder heeft op 5 juli 2021 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Braziliaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [1994] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 16 juli 2021 (in de zaak NL21.10820) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten
grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Over eisers beroepsgrond dat hij rechtmatig verblijf in Portugal heeft verwijst de rechtbank naar vorige uitspraak van 16 juli 2021(NL21.10820) rechtsoverweging 5. Daarin is geoordeeld dat de verklaringen van eiser tijdens het gehoor voor inbewaringstelling onvoldoende aanknopingspunten bieden voor de conclusie dat verweerder nader onderzoek had moeten doen. In wat eiser nu aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel.
5. Eiser voert verder aan dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Eiser benadrukt dat hij geen uitnodiging heeft ontvangen voor de PCR-test, waardoor de vlucht is geannuleerd.
6. Uit de beschikbare stukken blijkt dat verweerder, hoewel het wat de PCR-test betreft sneller had gekund, in het geheel voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting. In het verweerschrift van 22 juli 2021 heeft verweerder toegelicht dat eiser op 16 juli 2021 zou worden uitgezet naar Brazilië. Omdat er op 14 juli 2021 een algemene storing in het systeem van het detentiecentrum was, is eiser niet opgeroepen voor de PCR-test. Daardoor heeft de geplande uitzetting op 16 juli 2021 geen doorgang kunnen vinden. De rechtbank stelt vast dat verweerder op 15 juli 2021 opnieuw een vlucht voor eiser heeft aangevraagd en een vertrekgesprek met eiser heeft gevoerd. Op 20 juli 2021 is gerappelleerd bij Frontex voor een vluchtakkoord. Op 21 juli 2021 is een vluchtakkoord ontvangen voor 23 juli 2021. Tevens is op 22 juli 2021 een PCR-test afspraak gepland. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende voortvarend gehandeld door direct een nieuwe afspraak voor een PCR-test in te plannen en een nieuwe vlucht te boeken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van K.F.K. Hoogbruin, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op:
30 juli 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. M.P. Glerum Rechter
Rechtbank Midden-Nederland
K.F.K. Hoogbruin Griffier
Rechtbank Midden-Nederland

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.