ECLI:NL:RBDHA:2021:16208

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
20/8739 en 20/7119
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet met betrekking tot een asielzoeker met PTSS

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een procedure over de afwijzing van een verzoek om uitstel van vertrek door een asielzoeker van Sierra Leoonse nationaliteit, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS). De eiseres had op 14 september 2020 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw), welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de eiseres tegen het bestreden besluit van 30 oktober 2020, waarin het bezwaar van de eiseres ongegrond was verklaard.

Tijdens de zitting op 7 juni 2021 was de eiseres niet aanwezig, maar haar gemachtigde was wel vertegenwoordigd. De rechtbank heeft overwogen dat het Bureau Medische Advisering (BMA) advies had uitgebracht, waaruit bleek dat er geen medische noodsituatie op korte termijn werd verwacht en dat de eiseres in staat was om te reizen. De rechtbank oordeelde dat het BMA-advies inzichtelijk en concludent was en dat de Staatssecretaris het advies terecht aan het bestreden besluit ten grondslag had gelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen concrete aanknopingspunten waren om aan de juistheid van het BMA-advies te twijfelen.

De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/8739 en AWB 20/7119
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 21 juli 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1998, van Sierra Leoonse nationaliteit, eiseres/verzoekster
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. T.M. van der Wal),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: A.R.J. Maas).

Procesverloop

Bij besluit van 14 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres/verzoekster (eiseres) tot uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) afgewezen.
Bij besluit van 30 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2021. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de Sierra Leoonse nationaliteit. Eiseres lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en heeft somberheidsklachten. Hiervoor is zij onder behandeling in Nederland. Op 1 april 2020 is de asielaanvraag van eiseres afgewezen. Tegelijkertijd heeft verweerder ambtshalve beoordeeld of aan eiseres uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw moet worden verleend. Op 14 september 2020 heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) advies uitgebracht.
Het bestreden besluit
2. Verweerder heeft het besluit gebaseerd op het BMA-advies. Hieruit blijkt dat bij uitblijven van de medische behandeling van eiseres geen medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht. Er is in het verleden geen sprake geweest van klinische psychiatrische opnames, Wvggz maatregelen, psychoses of van andere belangrijke crisissituaties zoals een gedocumenteerde suïcidepoging. Wel is er een reële kans op het toename van de klachten bij uitblijven van ambulante psychiatrische behandeling en medicatie. De BMA-arts heeft zich volgens verweerder mogen onthouden van de landgebonden vragen nu er geen medische noodsituatie op korte termijn wordt verwacht. De beoordeling of er medische behandelmogelijkheden in het land van herkomst zijn, blijft achterwege. Dit blijkt uit het BMA-Protocol en paragrafen A3/7.1.3 en A3/7.1.5 van de Vreemdelingencirculaire (Vc). Verder blijkt uit het BMA-advies dat eiseres in staat wordt geacht om te kunnen reizen. Het BMA heeft aanbevolen om een schriftelijke overdracht van de medische gegevens (zoals een ingevuld Europees Medisch Paspoort) mee te nemen naar het land van herkomst en om de medicatie te continueren tijdens de reis en voldoende medicatie mee te nemen om de periode van de reis te overbruggen. Ter zitting heeft verweerder benadrukt dat deze reisvoorwaarden als algemeen uitgangspunt van het BMA worden beschouwd. Het betreft volgens verweerder geen harde reisvoorwaarde waarbij, als er niet aan voldaan wordt, de reis niet kan doorgaan of sprake zal zijn van een medische noodsituatie.
Gronden
3. Eiseres heeft aangevoerd dat het BMA-advies niet inzichtelijk en concludent is en dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht. In het BMA-advies is niet uitgelegd op grond waarvan wordt aangenomen dat na de reis geen medische reisvoorwaarden noodzakelijk zijn en of na de reis een behandeling noodzakelijk en voorhanden is. Om die reden is het besluit op onjuiste gronden tot stand gekomen. Dit is in strijd is met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat het BMA-advies inzichtelijk en concludent is. Op basis van de beschikbare informatie over de medische situatie van eiseres heeft het BMA kunnen concluderen dat er geen medische noodsituatie op korte termijn worden verwacht en dat eiseres in staat wordt geacht om te reizen. Verweerder heeft dit advies aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen nu eiseres geen concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht op grond waarvan getwijfeld moet worden aan de juistheid en de volledigheid van het BMA-advies. Verweerder heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat het BMA niet toekomt aan beantwoording van de landgebonden vragen, vanwege de conclusie dat het achterwege laten van de medische behandeling niet zal leiden tot een medische noodsituatie bij eiseres op korte termijn. Daarnaast volgen de door het BMA genoemde reisvoorwaarden (de schriftelijke overdracht van medische gegevens en het continueren van medicatie tijdens en na de reis) uit het BMA-Protocol. De reisvoorwaarden zijn algemeen van aard en er ontstaat geen medische noodsituatie als er niet aan zou worden voldaan. Het vermelden van deze reisvoorwaarden kan als algemeen uitgangspunt van het BMA worden beschouwd.
5. Ook wat verder is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
7. Gegeven de beslissing in de hoofdzaak is er geen grond meer voor het treffen van de verzochte voorlopige voorziening, zodat het verzoek wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het beroep betreft, binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.