ECLI:NL:RBDHA:2021:16208
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het verzoek om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet met betrekking tot een asielzoeker met PTSS
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een procedure over de afwijzing van een verzoek om uitstel van vertrek door een asielzoeker van Sierra Leoonse nationaliteit, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS). De eiseres had op 14 september 2020 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw), welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep van de eiseres tegen het bestreden besluit van 30 oktober 2020, waarin het bezwaar van de eiseres ongegrond was verklaard.
Tijdens de zitting op 7 juni 2021 was de eiseres niet aanwezig, maar haar gemachtigde was wel vertegenwoordigd. De rechtbank heeft overwogen dat het Bureau Medische Advisering (BMA) advies had uitgebracht, waaruit bleek dat er geen medische noodsituatie op korte termijn werd verwacht en dat de eiseres in staat was om te reizen. De rechtbank oordeelde dat het BMA-advies inzichtelijk en concludent was en dat de Staatssecretaris het advies terecht aan het bestreden besluit ten grondslag had gelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen concrete aanknopingspunten waren om aan de juistheid van het BMA-advies te twijfelen.
De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.