ECLI:NL:RBDHA:2021:16239
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf
Op 18 maart 2021 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigden, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf op 21 april 2020, maar verweerder heeft niet tijdig beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van 90 dagen, die was verlengd met drie maanden, op 20 oktober 2020 verstreken was. Eiseres heeft verweerder op 8 januari 2021 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder een dwangsom verschuldigd is voor elke dag dat de beslistermijn overschreden wordt. De rechtbank heeft de dwangsom vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat de termijn van 42 dagen sinds de ingebrekestelling was overschreden. Verweerder is opgedragen om alsnog binnen een termijn van twee weken na bekendmaking van de resultaten van een DNA-onderzoek een besluit te nemen. Daarnaast is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten van € 267,- en het griffierecht van € 181,- moet door verweerder aan eiseres worden terugbetaald. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd.