ECLI:NL:RBDHA:2021:16265

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
9 mei 2022
Zaaknummer
NL21.3929
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nicaraguaanse eiser op grond van onvoldoende bewijs van vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een eiser van Nicaraguaanse nationaliteit. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De eiser stelde dat hij Nicaragua had verlaten vanwege zijn politieke overtuiging en vreesde voor vervolging door de autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij in de negatieve aandacht van de autoriteiten stond. De rechtbank merkte op dat de eiser niet actief deelnam aan demonstraties en geen persoonlijke bedreigingen had ervaren. Bovendien was er geen bewijs dat de situatie in Nicaragua zodanig was dat de eiser bij terugkeer een reëel risico op vervolging zou lopen. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag terecht was afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier mr. L. van der Ruizendaal - van der Veen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.3929
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.L.E.M. Krauth), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A. Bondarev).

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Ook is een terugkeerbesluit opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juli 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen D.C. Grootenboer. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Nicaraguaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1980. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Nicaragua heeft verlaten omdat hij een andere mening heeft dan de regering daar. Hij is bang om deze mening te uiten omdat de politie, die gelieerd is aan de regering, mensen met een andere mening opsluit of doodt. Hij is bang dat hem dit ook zal overkomen.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
 Identiteit, nationaliteit en herkomst;
 Politieke houding tegen het Nicaraguaanse regime.
Verweerder heeft beide elementen geloofwaardig geacht. Deze elementen zijn volgens verweerder echter onvoldoende om eiser als vluchteling aan te merken of om te concluderen dat hij bij terugkeer naar Nicaragua gevaar loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel
29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser heeft immers onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nicaragua vervolgd zal worden op grond van zijn politieke overtuiging. Daarnaast is er in Nicaragua geen sprake van een bijzondere situatie als bedoeld in paragraaf C2/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), waarin personen louter door hun aanwezigheid een reëel risico lopen op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 29, eerste lid, onder b van de Vw. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert ten eerste aan dat de nummering van het besluit niet juist is, nu het bestaat uit vijf pagina’s, waarbij op de eerste pagina ‘pagina 1 van 4’ staat en op de andere vier pagina’s ‘pagina 4 van 4’ staat vermeld. Hierdoor is het maar de vraag of de pagina’s op de juiste wijze zijn gerangschikt. Ten tweede stelt eiser dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is gemotiveerd. Verweerder heeft immers slechts onderdelen van het rapport van Vluchtelingenwerk dat eiser in de zienswijze heeft overgelegd besproken en heeft dit rapport niet gekoppeld aan de situatie van eiser.
4. De rechtbank overweegt allereerst dat zij het met eiser eens is dat de paginanummering van het bestreden besluit niet correct is weergegeven. Het bestreden besluit is echter wel logisch opgebouwd, waardoor de rechtbank niet aannemelijk vindt dat er een pagina mist. Ook is het bestreden besluit zo ingedeeld als aan het begin van het bestreden besluit vermeld staat. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding te concluderen dat de pagina’s van het bestreden besluit onjuist zijn gerangschikt. De rechtbank verbindt dan ook geen gevolgen aan de niet correct weergegeven nummering van het bestreden besluit.
5. Over de beslissing van verweerder om eiser niet als vluchteling1 aan te merken en hem op grond van artikel 29, eerste lid, onder a van de Vw niet in aanmerking te brengen voor een vergunning overweegt de rechtbank als volgt. Om als vluchteling te worden aangemerkt, moet aannemelijk zijn dat iemand vanwege zijn persoonlijke situatie gegronde vrees heeft voor vervolging. Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat dit in het geval van eiser onvoldoende aannemelijk is geworden, omdat uit zijn verklaringen niet blijkt dat hij op grond van zijn persoonlijke situatie in de negatieve aandacht van de autoriteiten staat. Er zijn geen indicaties om aan te nemen dat eiser bij terugkeer naar Nicaragua zal worden vervolgd op grond van zijn politieke overtuiging. Eiser heeft zelf aangegeven dat hij niet deelneemt aan demonstraties en dat hij zich niet (meer) negatief uitlaat over het regime op sociale media. Ook is hij niet persoonlijk bedreigd of gearresteerd, en kon hij vrijelijk en legaal het land in- en uitreizen. Dit is door eiser ook ter zitting bevestigd. Het rapport van Vluchtelingenwerk dat eiser bij het indienen van de zienswijze heeft overgelegd, maakt niet dat verweerder zich wel op het standpunt heeft moeten stellen dat eiser gevaar loopt voor vervolging vanwege zijn politieke overtuiging. Zoals verweerder in het bestreden besluit terecht heeft opgemerkt, gaat het in dit rapport met name om personen die hebben deelgenomen aan protesten, of personen die opposanten van het regime zijn. Bij deze personen zijn er wel indicaties dat zij in de negatieve aandacht van het regime staan, hetgeen bij eiser niet het geval is. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat eiser niet als vluchteling wordt aangemerkt.
6. Verweerder heeft vervolgens getoetst of eiser wel bescherming toekomt omdat hij een reëel risico loopt op ernstige schade, in de zin van artikel 29, eerste lid, onder b, van de
1. In de zin van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, Geneve, artikel 1A.
Vw. Verweerder heeft terecht gesteld dat uit verschillende gezaghebbende bronnen is gebleken dat de Nicaraguaanse overheid structureel mensenrechtenschendingen pleegt en dat met name politieke opposanten een risico lopen om het slachtoffer te worden van marteling en arbitraire executies, maar dat niet blijkt dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel C2/3.3 van de Vc. In dat geval zouden personen louter door hun aanwezigheid een reëel risico lopen op ernstige schade en daarvan is niet gebleken. Dit blijkt ook niet uit het rapport van Vluchtelingenwerk, omdat hier alleen over personen wordt gesproken die zich actief keren tegen het regime. Over het standpunt van eiser dat er bij het Nicaraguaanse regime sprake is van willekeur, heeft verweerder mogen stellen dat eiser niet valt onder de personen die blootgesteld kunnen worden aan de willekeur van het Nicaraguaanse regime. Niet is namelijk gebleken dat hij zijn politieke overtuiging actief uit of dat hij om andere reden in de negatieve aandacht van het regime staat. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat eiser ook niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van een reëel risico op ernstige schade zoals genoemd in artikel 29, eerste lid, onder b, van de Vw.
7. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van der Ruizendaal - van der Veen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 juli 2021

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.