ECLI:NL:RBDHA:2021:16316

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
17 mei 2022
Zaaknummer
NL19.31071
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure niet gelijktijdig ingediend

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het verzoek van de verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten in het kader van een asielprocedure. Verzoeker is op 19 december 2019 in beroep gegaan tegen het uitblijven van een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 24 maart 2020 heeft verweerder een besluit genomen op de asielaanvraag van verzoeker, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken op 30 maart 2020. Later, op 20 mei 2020, heeft verzoeker een verzoek ingediend voor vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het verzoek tot vergoeding van proceskosten gelijktijdig met het intrekken van het beroep moet worden gedaan. Aangezien verzoeker dit niet heeft gedaan, is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft wel bepaald dat verweerder het griffierecht aan verzoeker moet betalen, conform artikel 8:41 van de Awb. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is openbaar gemaakt op 12 januari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL19.31071
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Woudwijk), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.

Overwegingen

1. Verzoeker is op 19 december 2019 in beroep gegaan tegen het uitblijven van een besluit. Verweerder heeft op 24 maart 2020 een besluit genomen op de asielaanvraag van verzoeker. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het beroep ingetrokken en op een later moment een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Op grond van artikel 8:75a van de Awb dient het verzoek tot vergoeding van de proceskosten tegelijk met het intrekken van het beroep te worden gedaan. In dit geval heeft verzoeker het beroep ingetrokken op 30 maart 2020. Verzoeker heeft op 20 mei 2020 een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten. Dat is dus niet gelijktijdig. Verzoeker heeft hiervoor ook geen verklaring gegeven.
4. Het verzoek zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het verzoek doen. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Verweerder moet wel het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken op
12 januari 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. M.C. Verra N.J.R. Kalaykhan
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de
gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.