ECLI:NL:RBDHA:2021:16316
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure niet gelijktijdig ingediend
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het verzoek van de verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten in het kader van een asielprocedure. Verzoeker is op 19 december 2019 in beroep gegaan tegen het uitblijven van een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 24 maart 2020 heeft verweerder een besluit genomen op de asielaanvraag van verzoeker, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken op 30 maart 2020. Later, op 20 mei 2020, heeft verzoeker een verzoek ingediend voor vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het verzoek tot vergoeding van proceskosten gelijktijdig met het intrekken van het beroep moet worden gedaan. Aangezien verzoeker dit niet heeft gedaan, is het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft wel bepaald dat verweerder het griffierecht aan verzoeker moet betalen, conform artikel 8:41 van de Awb. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is openbaar gemaakt op 12 januari 2021.