ECLI:NL:RBDHA:2021:16318
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens overschrijding van de dwangsomtermijn
In deze zaak hebben eisers op 12 september 2018 asielaanvragen ingediend. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van 3 juli 2019, bepaald dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid binnen bepaalde termijnen moest beslissen op deze aanvragen. Echter, de Staatssecretaris heeft deze termijnen niet nageleefd, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door eisers. De rechtbank heeft in een uitspraak van 27 augustus 2020 bepaald dat de Staatssecretaris binnen 8 weken na de verzending van die uitspraak een eerste gehoor moest afnemen en binnen 8 weken na dat gehoor een besluit moest nemen. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Eisers hebben opnieuw beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft overwogen dat eisers geen ingebrekestelling hebben hoeven sturen, omdat zij al eerder in beroep waren gegaan tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris de termijn van 8 weken na het eerste gehoor heeft overschreden en dat de dwangsom inmiddels is opgelopen tot € 8.400,-. De Staatssecretaris heeft echter aangevoerd dat de beroepen van eisers niet-ontvankelijk zijn, omdat de maximale dwangsom nog niet is bereikt en er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de beroepen rechtvaardigen.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de beroepen van eisers niet-ontvankelijk zijn, omdat de dwangsomperiode nog niet was verstreken op het moment van indiening van de beroepen. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en is openbaar gemaakt op 3 februari 2021.