Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 augustus 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een Albanese eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat hem was opgelegd, waarbij verweerder een vertrektermijn van nul dagen had vastgesteld en een inreisverbod voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, geboren in 1996, niet is verschenen op de zitting, terwijl de verweerder zich wel heeft laten vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft overwogen dat de verweerder op basis van artikel 62, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) het recht had om de vertrektermijn te verkorten naar nul dagen, gezien het risico op onttrekking. De eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij zelfstandig naar Albanië kon terugkeren, ondanks zijn verklaringen dat hij dat wilde. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de motivering van het inreisverbod voldoende was, ondanks de bezwaren van de eiser dat hij geen toekomst had in Albanië en naar Groot-Brittannië wilde reizen.
De rechtbank heeft ook de vraag van schadevergoeding behandeld, maar heeft geoordeeld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 augustus 2021.