ECLI:NL:RBDHA:2021:16360

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2021
Publicatiedatum
20 mei 2022
Zaaknummer
NL21.12179
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke zaak met psychische klachten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, en werd opgelegd omdat er een concreet aanknopingspunt bestond voor een overdracht onder de Dublinverordening. Eiser had psychische klachten en voerde aan dat hij had willen meewerken aan zijn overdracht naar Italië, en dat de detentie onevenredig bezwarend was. De rechtbank heeft de zaak op 2 augustus 2021 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank overwoog dat de Staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de maatregel van bewaring noodzakelijk was, ondanks de persoonlijke omstandigheden van eiser. De rechtbank stelde vast dat eiser de gronden voor de bewaring niet had betwist en dat eerdere maatregelen, zoals een meldplicht, niet tot zijn vertrek hadden geleid. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat het beroep ongegrond was. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.12179
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.L.M. Janssen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2021 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw Luesink Obayi Ugiagbe. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De bewaringsgronden
1. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden1 vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
3m. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en onmiddellijke overdracht of overdracht op
1. Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
zeer korte termijn noodzakelijk is ten behoeve van het realiseren van de overdracht binnen zes maanden na het akkoord van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
en als lichte gronden2 vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
2. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet heeft betwist.
Lichter middel
3. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan de inbewaringstelling, door zijn persoonlijke en individuele omstandigheden. Hij heeft namelijk last van psychische klachten die zijn veroorzaakt door gebeurtenissen uit het verleden. Ook geeft eiser aan mee te willen werken aan zijn overdracht naar Italië. Die omstandigheden maken de detentie van eiser onevenredig bezwarend en verweerder had moeten volstaan met een meldplicht.
4. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht geen lichter middel heeft gekozen dan de inbewaringstelling. Volgens vaste rechtspraak3 mag verweerder daarbij niet alleen verwijzen naar de bewaringsgronden, maar moet hij in de maatregel specifiek motiveren waarom hij de bewaring noodzakelijk vindt. Daarbij moet verweerder ook ingaan op de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling en datgene wat de vreemdeling aanvoert in het kader van het lichter middel. Dat heeft verweerder in deze zaak gedaan en de rechtbank is van oordeel dat verweerder geen lichter middel hoefde toe te passen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de eerder opgelegde meldplicht en de vertrekgesprekken die met eiser zijn gevoerd tot op heden niet hebben geleid tot zijn vertrek. Ook heeft hij tijdens een vertrekgesprek en tijdens het gehoor voor inbewaringstelling aangegeven niet te willen terugkeren naar Italië. Dat hij nu aangeeft wel mee te werken aan zijn overdracht maakt de maatregel van bewaring niet onrechtmatig. De beroepsgrond slaag niet.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
2 Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 april 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1309).
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Glerum, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Bazaz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
09 augustus 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.