ECLI:NL:RBDHA:2021:16374

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
NL20.17667
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel

Op 13 april 2021 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.J. Blijdorp, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door T. Kleve. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en heeft daarom zonder zitting uitspraak gedaan, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.17667
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], met v-nummer: [V-nummer], eiseres (gemachtigde: mr. L.J. Blijdorp),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: T. Kleve).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Overwegingen

1. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
2. Eiseres is op 29 september 2020 in beroep gegaan tegen het uitblijven van een besluit. Verweerder heeft op 9 november 2020 een besluit genomen op de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard en een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. Verweerder heeft in dezelfde beschikking erkend dat de beslistermijn is overschreden en aan eiseres de maximale dwangsom van € 1.442,- toegekend.
3. De rechtbank heeft eiseres op 10 november 2020 en 17 december 2020 gevraagd of zij haar beroep intrekt of dat zij dit wil handhaven en zo ja, wat dan haar beroepsgronden zijn. Eiseres heeft hierop niet gereageerd. Omdat eiseres het beroep niet heeft ingetrokken moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over het beroep.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Eiseres wilde met haar beroep bereiken dat verweerder zou beslissen op haar aanvraag. Omdat verweerder heeft beslist en verweerder daarmee gedaan heeft wat eiseres wilde, hoeft de rechtbank dit niet meer aan verweerder op te dragen. Eiseres heeft daarom geen belang meer bij haar oorspronkelijke beroep. Eiseres heeft voorts geen inhoudelijke gronden ingebracht tegen het besluit van verweerder.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is bestaat er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is bekendgemaakt op
13 april 2021
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.