ECLI:NL:RBDHA:2021:16375
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vaststelling hoogte verbeurde rechterlijke dwangsom; bestuursrechter onbevoegd
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M. Boesjes, beroep ingesteld tegen de vaststelling van de hoogte van de verbeurde rechterlijke dwangsom door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 29 januari 2019 een asielaanvraag ingediend, en na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 17 februari 2020, waarin werd bepaald dat verweerder binnen vier weken moest beslissen, heeft verweerder op 31 juli 2020 een besluit genomen. Eiser was het niet eens met de vastgestelde hoogte van de dwangsom, die op € 1.200,- was vastgesteld, terwijl hij meende recht te hebben op het volledige bedrag van € 15.000,-. De rechtbank heeft overwogen dat de vaststelling van de hoogte van de dwangsom geen publiekrechtelijke rechtshandeling is en dat de bestuursrechter daarom onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen. De rechtbank heeft verwezen naar artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat alleen tegen besluiten in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb beroep kan worden ingesteld. Aangezien de vaststelling van de dwangsom niet als een besluit kan worden aangemerkt, heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard. De uitspraak is gedaan op 13 april 2021 en is openbaar gemaakt.