ECLI:NL:RBDHA:2021:16401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
C/09/598997 / FA RK 20-6200
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling en dwangsom in ouderschapskwestie met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2022 een beschikking gegeven in een ouderschapskwestie tussen de vader en de moeder van een minderjarige. De rechtbank heeft de ouders eerder verwezen naar een hulpverleningstraject en heeft in eerdere beschikkingen al beslissingen genomen over de echtscheiding en de zorg- en opvoedingstaken. De vader heeft verzocht om een zorgregeling en om de ouders te verplichten zich aan te melden bij het CJG voor het traject 'Voor ieder 1'. De rechtbank heeft vastgesteld dat het in het belang van de minderjarige is dat de ouders deelnemen aan dit traject, en heeft een dwangsom opgelegd aan de moeder voor het geval zij niet meewerkt aan de aanmelding. De rechtbank heeft ook een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de omgang tussen de vader en de minderjarige gefaseerd wordt opgebouwd. De rechtbank heeft de procedure aangehouden tot 1 december 2022 om de voortgang te evalueren en verdere beslissingen te nemen over de definitieve zorgregeling en de proceskosten. De rechtbank heeft benadrukt dat de mening van de minderjarige telt, maar niet bepalend mag zijn bij het vaststellen van de omgangsregeling, gezien haar jonge leeftijd en de context van de situatie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-6200
Zaaknummer: C/09/598997
Datum beschikking: 13 april 2022

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 4 september 2020 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. I.E. van der Bijl te Haarlem.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. A. Selamet te Eindhoven.

Procedure

Bij (tussen)beschikking van deze rechtbank d.d. 2 juli 2019 zijn – voor zover hier aan de orde – de ouders verwezen naar Coöp JGT Holland Rijnland voor deelname aan het hulpverleningstraject Ouderschapsbemiddeling (Ouderschap Blijft).
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 10 april 2020 is – voor zover hier aan de orde – de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en is bepaald dat het aangehechte ouderschapsplan deel uitmaakt van de beschikking.
Bij beschikking van 31 mei 2021 van deze rechtbank is een beslissing ter zake van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, de ondertoezichtstelling, de dwangsom en de proceskosten aangehouden en de Raad voor de Kinderbescherming verzocht een onderzoek te verrichten, alsmede de rechtbank te rapporteren en te adviseren.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder thans ook:
- het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming te ’s-Gravenhage (hierna te noemen: de raad) d.d. 30 november 2021, kenmerk KZ-1-5DIHFN3.
Op 9 maart 2022 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet.
Hierbij zijn verschenen:
  • De vader met zijn advocaat;
  • De moeder met haar advocaat en tolk O. Rijtsma met registratienummer 3151;
  • [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist.
Zorgregeling
Standpunt raad
Uit het raadsrapport blijkt dat de raad het in het belang van [de minderjarige] acht dat er een zorgregeling wordt vastgelegd en dat gewerkt gaat worden naar een gefaseerde opbouw van de zorgregeling. Op dit moment zijn er geen zorgen over het contact tussen de vader en [de minderjarige] vanuit de raad of de moeder, maar [de minderjarige] blijft wel aangegeven dat zij het spannend vindt om haar vader te zien. Daarom wil zij dat haar moeder bij de contactmomenten aanwezig is. De raad heeft aangegeven dat het belangrijk is dat [de minderjarige] positieve ervaringen opdoet met de vader, welke niet worden beïnvloed door de aanwezigheid van de moeder. Dit zal hopelijk uiteindelijk ervoor zorgen dat de angst van [de minderjarige] voor de vader verdwijnt.
De raad stelt daarom een zorgregeling voor waarbij [de minderjarige] wekelijks minimaal één omgangsmoment heeft met de vader, welke regeling verder wordt uitgebreid conform het volgende schema:
Wanneer?
Wat voor soort omgang?
Tot 9 maart 2022
elke zondag om 14:00 uur hebben [de minderjarige] en vader contact met elkaar in aanwezigheid van moeder;
Van 9 maart 2022 tot 4 mei 2022
elke zondag van 14:00 tot 17:00 in afwezigheid van de moeder;
Van 4 mei 2022 tot 29 juni 2022 en alleen na evaluatie met het CJG
de ene week op zondag van 14:00 tot 17:00 zonder de moeder en de andere week op zondag tussen 14:00 en 17:00 bij de vader thuis indien mogelijk in aanwezigheid van de moeder;
Van 29 juni 2022 tot 24 augustus 2022 en alleen na evaluatie met het CJG
elke zondag van 14:00 uur tot 19:00 uur bij de vader thuis, waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt en terugbrengt;
Van 24 augustus tot 19 oktober 2022 en alleen na evaluatie met het CJG
de ene week is [de minderjarige] van zondag 14:00 tot 19:00 uur bij de vader, waarbij hij [de minderjarige] ophaalt en terugbrengt, en de andere week is [de minderjarige] van zaterdag van 12:00 uur tot zondag 17:00 uur bij de vader, waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt en terugbrengt bij de moeder.
De raad adviseert de ouders om de voortgang van de zorgregeling (en mogelijke wijzigingen) en het vaststellen van een verdeling van de vakanties en feestdagen bij het CJG te bespreken.
Standpunt ouders
De vader heeft ter zitting aangegeven dat hij de huidige situatie moeizaam acht. [de minderjarige] geeft tijdens de omgang vaak aan dat zij haar vader niet (langer) wil zien en de vader wil niet aan [de minderjarige] gaan trekken. De vader heeft benadrukt dat hij het idee heeft dat [de minderjarige] opener wordt naar hem toe als de moeder fysiek verder van haar verwijderd is. Hij acht het wel positief dat hij op dit moment weer contact heeft met [de minderjarige] . De vader verzoekt om de procedure aan te houden in afwachting van het verloop van de door de raad voorgestelde opbouwregeling.
De moeder heeft tijdens het raadsonderzoek aangegeven niet voor altijd de contacten te willen begeleiden en toe te willen werken naar onbegeleid contact. Echter, tijdens de zitting gaf de moeder aan dat zij de huidige situatie juist graag in stand wil houden. Zij heeft het gevoel dat [de minderjarige] blij is met de huidige regeling waarbij zij zelf de omgang begeleidt. De moeder is van mening dat het contact tussen [de minderjarige] en de vader op een natuurlijke wijze moet worden opgebouwd en niet via schema’s waar [de minderjarige] druk en spanning door zal ervaren. Daarnaast acht zij het niet nodig om samen met de vader aan de onderlinge communicatie te gaan werken, nu zij al goed met de vader kan communiceren.
Oordeel rechtbank
De rechtbank overweegt dat het van belang is dat de omgang tussen de vader en [de minderjarige] wordt opgebouwd. De rechtbank is met de raad van oordeel dat de mening van [de minderjarige] telt, maar dat haar mening niet bepalend mag zijn bij het vaststellen van een omgangsregeling met een achtjarig meisje. Dit geldt te meer nu uit het rapport van de raad blijkt dat [de minderjarige] belast is met volwassenproblematiek en vanuit die positie een mening over de vader vormt. Zo is [de minderjarige] bijvoorbeeld boos op de vader omdat hij ‘zomaar’ hun huis heeft verkocht. Met deze informatie die ook nog gekleurd lijkt te zijn had [de minderjarige] niet belast mogen worden.
De angst die [de minderjarige] voelt wanneer zij omgang heeft met haar vader is volgens de raad niet op concrete gevaren gebaseerd. De rechtbank acht het derhalve belangrijk dat [de minderjarige] gestimuleerd blijft worden om haar vader te zien zodat het contact met haar vader genormaliseerd kan worden.
De rechtbank stelt daarom voorlopig een zorgregeling vast waarbij het schema van de raad grotendeels gevolgd wordt. Echter, nu deze beschikking pas op 13 april 2022 wordt afgegeven zullen de data van de stappen in de opbouw enigszins gewijzigd worden. Er blijft echter voldoende tijd tussen iedere stap in de opbouw zitten zodat [de minderjarige] tijd heeft om te wennen aan iedere tussenstap. Afwijken van het in het dictum bepaalde schema kan alleen in onderling overleg waarbij beide ouders akkoord moeten gaan met de (tijdelijke) wijziging.
De rechtbank zal de procedure aanhouden tot 1 december 2022 pro forma. De rechtbank wenst uiterlijk twee weken vóór die datum te vernemen wat de stand van zaken is op dat moment, of zij overeenstemming kunnen bereiken over de definitieve zorgregeling én of zij op dat moment nog een zitting wensen.
Deelname CJG en dwangsom op aanmelding
Op grond van artikel 1:253a lid 5 van het Burgerlijke Wetboek (BW) kan de rechter indien verzocht en ook ambtshalve, wanneer geen vergelijk tot stand komt en het belang van het kind zich daartegen niet verzet, een door de wet toegelaten dwangmiddel opleggen, dan wel bepalen dat de beschikking of onderdelen daarvan met toepassing van artikel 812, tweede lid, Rv ten uitvoer kunnen worden gelegd.
De vader verzoekt om te bepalen dat de ouders zich binnen 14 dagen na afgifte van de in deze te wijzen beschikking dienen in te schrijven voor het Traject ‘Voor ieder 1’ bij het CJG Noordwijk en zij hun medewerking dienen te verlenen aan/binnen het traject. Dit traject is immers nodig om de opbouwregeling te kunnen evalueren en bespreken. De moeder verweert zich hiertegen.
De rechtbank oordeelt dat het in het belang van [de minderjarige] kan worden geacht dat de ouders de zorgregeling verder uitbreiden en evalueren onder begeleiding van een onafhankelijke derde, zoals ook door de raad is geadviseerd. Alleen dan kan immers uitvoering worden gegeven aan de hierboven bepaalde voorlopige zorgregeling. De vader heeft zich reeds aangemeld voor dit traject en staat hiervoor open. De moeder heeft ter zitting aangegeven niet onvoorwaardelijk open te staan voor de hulp van het CJG, nu zij de zorgregeling wil houden zoals hij is. De rechtbank is van oordeel dat beide ouders dienen deel te nemen aan het traject ‘voor ieder 1’ bij het CJG en bepaalt dat partijen zich hiervoor moeten aanmelden. De rechtbank acht het van belang dat de vader een dwangsom als zogeheten stok achter de deur kan gebruiken ingeval de moeder niet meewerkt aan de aanmelding bij het CJG voor het traject ‘
Voor ieder 1’. De rechtbank zal een dwangsom opleggen van
€ 50,- per dag dat de moeder in gebreke blijft om binnen twee weken na deze beschikkingsdatum zich in te schrijven bij het CJG voor het traject ‘
Voor ieder 1’, met een maximum van € 5.000,-. Ook de kosten die aan de verbeurte van de dwangsommen zijn verbonden, komen voor rekening van de moeder.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een dwangsom te verbinden aan de medewerking aan/binnen het traject. Na de aanmelding en de intake dienen de ouders elk voldoende gemotiveerd te zijn om vrijwillig aan dit traject mee te doen. Een dwangsom is dan niet op zijn plaats.
Dwangsom op nakoming zorgregeling
De vader verzoekt tevens om een dwangsom op te leggen voor iedere dag of dagdeel dat de moeder in gebreke blijft te voldoen aan de vastgestelde zorgregeling.
In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat het belang van [de minderjarige] zich verzet tegen het opleggen van een dwangsom op de nakoming van de opgelegde voorlopige zorgregeling. Op dit moment wordt de (begeleide) zorgregeling door de moeder reeds nagekomen, en is er op dit moment onvoldoende reden om aan te nemen dat de moeder de zorgregeling niet zal nakomen.
Indien de moeder desondanks de zorgregeling niet nakomt dan kan de rechtbank hierover geïnformeerd te worden, zodat zij eventueel de pro forma datum kan wijzigen. Het verzoek van de vader tot het opleggen van een dwangsom op de nakoming van de zorgregeling zal derhalve worden afgewezen in verband met een gebrek aan belang.
Ondertoezichtstelling
De vader heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] . Hij verzoekt dit indien de procedure niet wordt aangehouden. Nu de rechtbank een definitieve beslissing aanhoudt en dus niet aan de voorwaarde wordt voldaan behoeft het verzoek van de vader geen inhoudelijke behandeling.
Proceskosten
De rechtbank zal iedere verdere beslissing omtrent de proceskosten aanhouden tot na te melden pro forma datum.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank d.d. 31 mei 2021 – :
bepaalt dat de minderjarige:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2013 te [geboorteplaats] ,
voorlopigbij de vader zal zijn:
  • van 13 april 2022 tot 15 mei 2022: elke zondag om 14:00 uur in aanwezigheid van moeder;
  • van 15 mei 2022 tot 12 juni 2022: elke zondag van 14:00 tot 17:00 zonder de aanwezigheid van de moeder;
  • van 12 juni 2022 tot 27 juli 2022 en alleen na evaluatie met het CJG: de ene week op zondag van 14:00 tot 17:00 zonder aanwezigheid van de moeder en de andere week op zondag tussen 14:00 en 17:00 bij de vader thuis in aanwezigheid van de moeder;
  • van 27 juli 2022 tot 21 september 2022 en alleen na evaluatie met het CJG: elke zondag van 14:00 uur tot 19:00 uur bij vader thuis zonder aanwezigheid van de moeder, waarbij vader [de minderjarige] ophaalt en terugbrengt;
  • vanaf 21 september 2022 en alleen na evaluatie met het CJG: de ene week zondag 14:00 tot 19:00 uur, zonder aanwezigheid van de moeder waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt en terugbrengt, en de andere week van zaterdag van 12:00 uur tot zondag 17:00 uur zonder aanwezigheid van de moeder waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt en terugbrengt;
en verklaart deze voorlopige regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad;
verplicht beide ouders tot aanmelding bij het CJG voor het traject ‘Voor ieder 1’voor evaluatie en bespreking van het de voorlopige zorgregeling
binnen veertien dagen na 13 april 2022;
veroordeelt de moeder tot betaling van een
dwangsomvan € 50,- per dag aan de vader voor iedere keer dat zij in gebreke mocht blijven om zich binnen de gestelde termijn aan te melden bij het CJG voor het traject ‘Voor ieder 1’, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 5.000,-;
wijst het verzoek van de vader met betrekking tot de dwangsom op het nakomen van de (voorlopige) zorgregeling af;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de definitieve zorgregeling en de proceskostenveroordeling aan tot 1 december 2022 pro forma en bepaalt dat de advocaten van de ouders uiterlijk twee weken voor die datum zich dienen uit te laten over de stand van zaken.

Deze beschikking is gegeven door mr. H. Dragtsma, kinderrechter, bijgestaan door mr. E.S. Pries als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 augustus 2022.