ECLI:NL:RBDHA:2021:16426

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
NL21.5597
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning in het kader van de Verblijfsregeling Mensenhandel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. C.T.W. van Dijk, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 25 januari 2021 de verblijfsvergunning van verzoeker had ingetrokken per 21 december 2020. Dit besluit werd in een later stadium, op 12 april 2021, door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij het niet eens was met het bestreden besluit.

De zitting vond plaats op 19 augustus 2021, maar verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. I.E. Lemmers. Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat er in een andere zaak, met zaaknummer NL21.5595, al een uitspraak was gedaan op het beroep van verzoeker. Aangezien de voorlopige voorziening niet meer nodig was, heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, in aanwezigheid van griffier mr. M.P.M. Veerman-Timmer, en is openbaar gemaakt op 1 september 2021. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.5597
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Procesverloop

In het besluit van 25 januari 2021 (primair besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning van eiser in het kader van de Verblijfsregeling Mensenhandel, ingetrokken per 21 december 2020.
In het besluit van 12 april 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker daartegen ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de beroepszaak (zaaknummer NL21.5595), op 19 augustus 2021 op zitting behandeld. Verzoeker en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag in zaaknummer NL21.5595 heeft de rechtbank beslist op eisers beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
2. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.P.M. Veerman-Timmer, griffier. De beslissing is uitgesproken en bekendgemaakt op 1 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.