ECLI:NL:RBDHA:2021:16433
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoekster. De verzoekster, die stelt de Iraanse nationaliteit te hebben en geboren te zijn in 1972, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 augustus 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 september 2021 behandeld, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. J.J. Eizenga. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.M.E. Disselkamp, heeft tijdens de zitting geen nieuwe argumenten aangedragen die de voorlopige voorziening zouden rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft in overweging genomen dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL21.12946) die betrekking heeft op het beroep van verzoekster, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening is komen te vervallen.
De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.