ECLI:NL:RBDHA:2021:16447

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
NL21.8709
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens ontbreken beroepsgronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 21 juni 2021 uitspraak gedaan in een asielzaak. Eiser, die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 4 juni 2021, wees de aanvraag af als kennelijk ongegrond en legde een inreisverbod op voor de duur van twee jaar. Tijdens de zitting op 21 juni 2021 was eiser niet aanwezig, terwijl de Staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. J.A.C.M. Prins.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen beroepsgronden had ingediend in zijn beroepschrift, ondanks een verzoek van de rechtbank om dit verzuim te herstellen. Eiser had tot de gestelde termijn van 14 juni 2021 geen gronden ingediend en ook geen reden gegeven voor dit verzuim. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk in behandeling nemen. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat het bestreden besluit niet werd beoordeeld. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H.W. Schierbeek, griffier. De bekendmaking van het proces-verbaal vond plaats op 9 juli 2021. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL21.8709
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
alias [alias] ,eiser V-nummer: [V-nummer] ,
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar, gerekend vanaf de datum dat eiser Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met het verzoek om voorlopige voorziening met zaaknummer NL21.8710, op 21 juni 2021 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende uitleg.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is
met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank - na een herstelmogelijkheid - het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
4. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij brief van 7 juni 2021 verzocht om dit verzuim op uiterlijk 14 juni 2021 te herstellen.
5. Eiser heeft binnen die termijn en ook daarna geen gronden ingediend. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging (gegeven) voor dit verzuim.
6. Vanwege het ontbreken van beroepsgronden is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk in behandeling wordt genomen en het bestreden besluit niet wordt beoordeeld door de rechtbank.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2021 door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H.W. Schierbeek, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
09 juli 2021

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.