ECLI:NL:RBDHA:2021:16502
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van schijnhuwelijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit, had de aanvraag ingediend met als doel verblijf als gezinslid bij zijn echtgenote, referent. De aanvraag werd afgewezen op basis van de vaststelling dat er sprake was van een schijnhuwelijk, een conclusie die eerder in een andere procedure was getrokken. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn die deze conclusie zouden kunnen weerleggen, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet voldoende waren om de eerdere vaststelling te ontkrachten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder terecht naar de eerdere procedure heeft verwezen, waarin al was geoordeeld dat er sprake was van een schijnhuwelijk. Eiser heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die een andere conclusie rechtvaardigen. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag door de verweerder terecht was en dat het beroep ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiser niet gehoord hoefde te worden in bezwaar, omdat er sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar. De uitspraak benadrukt het belang van consistente en geloofwaardige verklaringen in het kader van aanvragen voor verblijfsvergunningen.